ECLI:NL:CRVB:2014:2460
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor proceskosten wegens gebrek aan verifieerbare gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant had op 22 december 2010 bijzondere bijstand aangevraagd voor proceskosten, maar het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft deze aanvraag afgewezen. De Raad oordeelde dat de appellant geen concrete en verifieerbare gegevens had overgelegd die aantonen dat de kosten noodzakelijk waren. Een enkele ontvangstbevestiging van een beroepschrift door de Hoge Raad was onvoldoende om de noodzaak van de kosten te onderbouwen. De Raad bevestigde dat het college terecht de aanvraag had afgewezen, omdat de kosten zich ten tijde van de beslissing nog niet hadden voorgedaan en toekomstige onzekere kosten niet voor bijstand in aanmerking komen.
Daarnaast werd het verzoek van de appellant om het college te veroordelen in de proceskosten afgewezen. De Raad oordeelde dat het enkele feit dat de appellant gebruik had gemaakt van het rechtsmiddel van wraking niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college geen dwangsom verschuldigd was, omdat de appellant het college niet in gebreke had gesteld. De uitspraak werd gedaan door M. Hillen, met M.R. Schuurman als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.