ECLI:NL:CRVB:2014:2461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege het aflopen van zijn uitkering. De appellant meldde zich ziek, maar na medische keuringen werd vastgesteld dat hij volledig arbeidsgeschikt was. Ondanks dit meldde de appellant zich af voor een aangeboden functie, wat leidde tot een verlaging van zijn bijstand met 100% voor een maand. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapportages die bevestigden dat de appellant geen psychische beperkingen had die hem verhinderden om te werken. De Raad oordeelde dat de appellant verwijtbaar had gehandeld door de arbeidsovereenkomst te beëindigen door zich zonder geldige reden af te melden. De Raad bevestigde dat de opgelegde maatregel in overeenstemming was met de Maatregelenverordening 2012 van de gemeente Zoetermeer, die bepaalt dat bij het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid een maatregel kan worden opgelegd.
De Raad concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de besluitvorming onzorgvuldig was, aangezien het college zich had gebaseerd op de medische adviezen en de appellant geen bewijs had geleverd dat zijn klachten hem belemmerden in zijn functioneren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond.