ECLI:NL:CRVB:2014:2688

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2014
Publicatiedatum
8 augustus 2014
Zaaknummer
12-4487 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergoeding kosten hoortoestel wegens onvoldoende bijzondere eisen aan gehoor in werksituatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een vergoeding voor de kosten van hoortoestellen had aangevraagd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, werkzaam als adviseur planning en control, heeft in het verleden meerdere hoortoestellen aangeschaft vanwege zijn auditieve beperking. Na een aanvraag voor vergoeding van de eigen bijdrage in de kosten van hoortoestellen, heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen bijzondere eisen aan het gehoor van appellant werden gesteld in zijn functie. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat zijn hyperacusis en tinnitus niet in de beoordeling waren meegenomen en dat hij de hoortoestellen voornamelijk nodig had voor zijn werksituatie. De Raad heeft in zijn overwegingen gekeken naar de relevante wetgeving, met name artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), en het Reïntegratiebesluit. Hieruit blijkt dat voorzieningen zoals hoortoestellen alleen vergoed kunnen worden als ze specifiek voor de werksituatie zijn geïndiceerd.

De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat er voor zijn functie bijzondere eisen aan het gehoor worden gesteld die een complexer hoortoestel rechtvaardigen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant ook in zijn leefsituatie afhankelijk is van hoortoestellen, wat de conclusie van het Uwv ondersteunt. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv om de vergoeding te weigeren.

Uitspraak

12/4487 WIA
Datum uitspraak: 8 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 3 juli 2012, 12/238 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2014.
Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.J.M.M. de Poel.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is werkzaam als adviseur planning en control bij de gemeente[woonplaats]. In verband met zijn auditieve beperking heeft appellant - evenals in 1996, 2001 en
2005 - hoortoestellen aangeschaft. Hij heeft op 10 juni 2011 bij het Uwv een aanvraag ingediend voor vergoeding van zijn eigen bijdrage in de kosten van de hoortoestellen.
1.2. Bij besluit van 23 november 2011 heeft het Uwv geweigerd deze vergoeding toe te kennen. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 24 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van
23 november 2011 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat er door de aard van zijn werk geen specifieke eisen worden gesteld aan de hoortoestellen waardoor hij andere of duurdere hoortoestellen nodig zou hebben. De aard van de communicatie op het werk en in zijn werkomgeving is niet complexer dan de communicatie in de leefsfeer.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft in hoger beroep - kort gezegd - aangevoerd dat geen rekening is gehouden met het feit dat hij aan hyperacusis en tinnitus lijdt. Hij is op zoek naar zo veel mogelijk rust en stilte. Hij heeft de hoortoestellen ook helemaal niet nodig voor de leefsituatie, hij heeft deze hoortoestellen slechts nodig in de werksituatie.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is - voor zover van belang - bepaald dat het Uwv aan een persoon met een naar het oordeel van het Uwv structurele functionele beperking, die arbeid in dienstbetrekking verricht of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten, op aanvraag voorzieningen kan toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid. In artikel 35, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet WIA - voor zover van
belang - worden onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid verstaan de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de persoon zijn afgestemd
.Op grond van artikel 35, vijfde lid, van de Wet WIA kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
4.2.
Aan artikel 35, vijfde lid, van de Wet WIA is uitvoering gegeven door vaststelling van het Reïntegratiebesluit (Stb. 2005, 622). Artikel 2, eerste lid, van het Reïntegratiebesluit bepaalt dat een voorziening als bedoeld in artikel 35 van de WIA niet wordt verleend indien het een voorziening betreft die a) algemeen gebruikelijk is of b) waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is. Ingevolge het tweede lid van artikel 2 van het Reïntegratiebesluit kan, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, een in dat lid bedoelde voorziening worden verleend indien deze dient ter vergoeding van voorzieningen waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is en die vrijwel uitsluitend is geïndiceerd voor de werksituatie, dan wel vrijwel uitsluitend kan worden gebruikt voor of in de werksituatie.
4.3.
Uit artikel 35 van de Wet WIA gelezen in verbinding met artikel 2 van het Reïntegratiebesluit volgt dat appellant slechts een voorziening in de vorm van een vergoeding van de kosten van een hoortoestel verleent indien de voorziening vrijwel uitsluitend is geïndiceerd voor de werksituatie, dan wel vrijwel uitsluitend kan worden gebruikt voor of in de werksituatie.
4.4.
Appellant heeft een matig tot ernstig gehoorverlies, voornamelijk in de hogere frequenties die belangrijk zijn voor spraakverstaanbaarheid. De hoorstellen waarvoor hij een vergoeding heeft gevraagd zijn in staat om ook in rumoerigere situaties de spraakverstaanbaarheid te garanderen en zijn om die reden ook duurder. Daarnaast lijdt appellant aan hyperacusis en tinnitus. Hyperacusis is een gehooraandoening waarbij iemand gewone geluiden als onaangenaam ervaart en harde geluiden als pijnlijk. Na blootstelling aan harde geluiden kan appellant last krijgen van piepende, suizende oren. De hoortoestellen kunnen ook harde geluiden herkennen en door aanpassing van de versterking zorgen de hoortoestellen ervoor dat de geluiden minder hard binnenkomen.
4.5.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft het standpunt ingenomen dat niet gebleken is dat er voor het uitvoeren van de essentiële taken binnen de functie van appellant bijzondere eisen worden gesteld aan het gehoor waardoor een complexer hoortoestel zou moeten worden geselecteerd. Verder heeft de bezwaararbeidsdeskundige een, niet volledige, opsomming gegeven van de situaties in de leefsfeer waarin een adequate communicatie noodzakelijk is en geconcludeerd dat appellant ook in de leefsituatie is aangewezen op de hoortoestellen om adequaat te kunnen horen en functioneren in het dagelijks leven. Er wordt geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de bezwaararbeidsdeskundige, zodat het Uwv zijn standpunt op die bevindingen mocht baseren. Appellant heeft geen gegevens overgelegd die twijfel doen ontstaan aan de juistheid van die bevindingen. De mogelijke keuze van appellant om de hoortoestellen in de leefsfeer niet te gebruiken, betekent niet dat hij de hoortoestellen in de leefsfeer niet nodig heeft. Appellant heeft zijn stelling dat hij in de leefsfeer zou kunnen volstaan met een “normaal” hoortoestel niet aannemelijk gemaakt.
5.
De overwegingen 4.4 en 4.5 leiden tot het oordeel dat Uwv terecht heeft vastgesteld dat voor appellant geen aanspraak bestaat op vergoeding van de kosten van een hoortoestel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2014.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) H.J. Dekker

RK