ECLI:NL:CRVB:2014:2691
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering ingevolge de Wet WIA na psychische klachten en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die als medewerker in een callcenter werkte, had zich op 14 september 2009 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij met ingang van 12 september 2009 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door de rechtbank in een eerdere uitspraak bevestigd, maar appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld. Appellant voerde aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn klachten en dat hij niet in staat was om fulltime te werken. Hij verwees naar een medisch rapport dat concludeerde dat hij slechts twee uur per dag kon werken. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht de deskundige had gevolgd die de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) had opgesteld. Deze FML was op 20 september 2013 aangepast op basis van aanvullend onderzoek en werd door de deskundige als juist beschouwd.
De Raad concludeerde dat de beperkingen van appellant correct waren weergegeven in de FML en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in aanwezigheid van griffier H.J. Dekker, en werd openbaar uitgesproken op 8 augustus 2014.