ECLI:NL:CRVB:2014:2722

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
13-6755 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat te laat was ingediend door betrokkene, die een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontving. Appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had op 30 mei 2013 aan betrokkene medegedeeld dat zij met ingang van 4 juni 2013 niet meer in aanmerking kwam voor een uitkering. Betrokkene heeft op 10 juni 2013 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is pas op 18 juni 2013 bij appellant ingekomen, wat leidde tot de conclusie dat het bezwaar te laat was ingediend.

De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het besluit van appellant gegrond verklaard, omdat er geen sprake was van een situatie waarin redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was over de niet-verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Betrokkene had voldoende onderbouwd dat haar psychische gesteldheid haar verhinderde om tijdig te handelen. Appellant heeft echter in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat was om op de relevante informatie van de psychiater te reageren, omdat deze pas kort voor de zitting was ontvangen. De bezwaarverzekeringsarts had ook twijfels over de reden van de termijnoverschrijding.

De Raad overweegt dat, hoewel het bezwaar te laat is ingediend, de argumenten van betrokkene niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad concludeert dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar psychische toestand haar daadwerkelijk verhinderde om het bezwaarschrift tijdig in te dienen. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van betrokkene wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

13/6755 ZW
Datum uitspraak: 13 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
6 november 2013, 13/6290 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. M. Pinarbasi, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2014. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. dr. J. Ermes. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door
mr. Pinarbasi.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant heeft bij besluit van 30 mei 2013 aan betrokkene bericht dat zij met ingang van 4 juni 2013 niet meer in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2. Betrokkene heeft gedateerd 10 juni 2013 tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft dit bezwaar op 17 juni 2013 ter post bezorgd. Het is op 18 juni 2013 bij appellant ingekomen.
1.3. Appellant heeft het bezwaar bij besluit van 24 juni 2013 (bestreden besluit) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene te nemen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat betrokkene het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Er is geen sprake van een situatie waarin redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over de niet-verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, dus het bezwaar is ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Met de brieven van de behandelend psychiater heeft betrokkene voldoende onderbouwd dat bij haar sprake is van een dusdanig ernstig psychiatrisch beeld dat zij niet in staat was adequaat te handelen met als gevolg de te late indiening van het bezwaarschrift. De termijnoverschrijding is dus verschoonbaar.
3.1.
Appellant heeft daartegen aangevoerd dat hij niet de gelegenheid heeft gehad op de brief d.d. 1 oktober 2013 van de behandelend psychiater van betrokkene te reageren, nu deze brief pas één dag voor de zitting is ontvangen. Verder heeft appellant een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 10 februari 2014 overgelegd. De bezwaarverzekeringsarts heeft gesteld dat onduidelijk is op grond van welk ziektebeeld betrokkene niet in staat zou zijn geweest een bezwaarschrift in te dienen. Zij kon wel aangifte doen van de inbraak op 4 juni 2013, zij kon op 10 juni 2013 het bezwaarschrift schrijven maar zou dit niet tijdig op de post hebben kunnen doen. De termijnoverschrijding is dus niet verschoonbaar.
3.2.
Betrokkene heeft gesteld dat de brief van de psychiater van 1 oktober 2013 enkel een nadere toelichting is op eerdere brieven. Zij was door de inbraak in haar woning op
4 juni 2013 psychisch niet in staat het bezwaar tijdig in te dienen. Zij is kort na de inbraak zowel bij haar huisarts als bij de psychiater (bij wie zij al sinds 2001 in behandeling is) geweest.
4.
De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Niet in geschil is dat het bezwaar te laat is ingediend.
4.2.
Daargelaten het antwoord op de vraag of de rechtbank de brief van de psychiater van
1 oktober 2013 in haar beoordeling had mogen betrekken, is de Raad van oordeel dat appellant bij het bestreden besluit het bezwaar van betrokkene kennelijk niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren.
4.3.
Ter zitting heeft betrokkene uitgelegd dat zij erg geschrokken was van de inbraak, dat zij bij de buurvrouw de politie heeft gebeld, dat deze gekomen is en dat zij toen aangifte heeft gedaan. Zij heeft het bezwaarschrift op 10 juni 2013 geschreven bij een vriendin, op de computer van die vriendin. Diezelfde dag heeft zij het bezwaarschrift in een enveloppe gedaan. Die enveloppe is vervolgens een paar dagen op het aanrecht blijven liggen.
4.4
Uit deze gang van zaken komt niet naar voren dat betrokkene door haar psychische gesteldheid niet is staat is geweest tijdig het bezwaarschrift in te dienen. De enveloppe lag klaar. Zij hoefde hem alleen nog naar de brievenbus te (laten) brengen. De brieven van de psychiater zijn te weinig concreet aangaande de psychische toestand van betrokkene in de betreffende periode om daaruit de conclusie te kunnen trekken dat betrokkene niet in staat was het bezwaarschrift tijdig in de brievenbus te doen.
4.5.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het beroep wordt ongegrond verklaard.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2014.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) H.J. Dekker
IvZ