ECLI:NL:CRVB:2014:2748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op uitkering ingevolge de Wet WIA na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, die als hovenier werkzaam was, had zich op 17 augustus 2009 ziek gemeld vanwege rug- en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 15 augustus 2011 geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Dit besluit werd in bezwaar door het Uwv gehandhaafd, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch en arbeidskundig onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn eerdere gronden, met de nadruk op zijn psychische klachten en de vermeende onvoldoende motivatie van het Uwv voor het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%. Hij verwees ook naar een advies van Argonaut, dat volgens hem niet in de beoordeling was meegenomen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was geweest. De Raad concludeerde dat er geen objectief-medische aanknopingspunten waren voor de stelling van appellant dat zijn beperkingen niet correct waren ingeschat. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 augustus 2014.