ECLI:NL:CRVB:2014:2749
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Leeuwarden. Appellante, die als industrieel naaister werkte, had zich op 30 maart 2009 ziek gemeld vanwege pijnklachten aan haar rechterpols en -handen. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 9 december 2010, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 21 februari 2011 besloten om deze aanvraag te weigeren, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de conclusie dat appellante niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was, terecht was. Appellante heeft in hoger beroep haar eerdere gronden herhaald en stelde dat zij niet in staat was tot loonvormende arbeid vanwege haar klachten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.