In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant, die zich op 9 juni 2009 ziekmeldde als schilder, had zijn aanvraag in eerste instantie afgewezen gekregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die niet zorgvuldig was voorbereid. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellant ongeschikt was voor zijn maatgevende arbeid, maar dat hij wel duurzaam benutbare mogelijkheden had. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat de medische beperkingen van appellant niet volledig waren onderbouwd, maar de rechtbank Utrecht had het beroep van appellant ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar het Uwv had in verweer een nieuwe beoordeling gepresenteerd op basis van de juiste FML. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit, dat was gebaseerd op een verkeerde FML, niet zorgvuldig was voorbereid en een deugdelijke motivering ontbeerde. De Raad vernietigde het besluit van het Uwv en verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar besloot dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.461,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het Uwv en de noodzaak van een correcte FML bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.