ECLI:NL:CRVB:2014:2773
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 14 juli 1995 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt de hoger beroepen tegen eerdere uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak is ontstaan na een anonieme tip over mogelijke werkzaamheden van appellanten, wat leidde tot een onderzoek door de sociale recherche van de gemeente Den Haag. Dit onderzoek resulteerde in de conclusie dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet te melden dat appellant werkzaamheden verrichtte voor een groothandel, wat invloed had op hun recht op bijstand.
De Raad stelt vast dat appellanten sinds 21 juli 1995 een groothandel hebben, ingeschreven op naam van hun zoon. De sociale recherche heeft observaties en verhoren uitgevoerd, wat leidde tot de intrekking van de bijstand per 1 augustus 2011 en een terugvordering van € 168.561,97. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij de inlichtingenverplichting niet hebben geschonden, omdat appellant geen werkzaamheden heeft verricht die gemeld hadden moeten worden. De Raad oordeelt echter dat de onderzoeksresultaten voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellant gedurende de gehele beoordelingsperiode werkzaamheden heeft verricht die op geld waardeerbaar zijn.
De Raad concludeert dat appellanten de wettelijke inlichtingenverplichting hebben geschonden en dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De afwijzing van de aanvraag voor een langdurigheidstoeslag blijft ook in stand. De hoger beroepen worden verworpen en de aangevallen uitspraken worden bevestigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2014.