ECLI:NL:CRVB:2014:2845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep. Appellante had eerder een beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Leeuwarden, die op 23 december 2010 was gedaan. De Raad had op 22 januari 2014 al een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2014:128. Op 14 mei 2014 had het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante op 16 juni 2014 het hoger beroep introk en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die zij had gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante was tegemoetgekomen, was er aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad begrootte de proceskosten op € 487,- voor rechtsbijstand in bezwaar, € 974,- voor rechtsbijstand in beroep en € 1.461,- voor rechtsbijstand in hoger beroep, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 2.922,-.
De uitspraak werd gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en werd openbaar uitgesproken op 27 augustus 2014. Appellante werd geadviseerd om voor vergoeding van het betaalde griffierecht zich rechtstreeks tot het Uwv te wenden.