ECLI:NL:CRVB:2014:2962
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen om bijzondere bijstand voor kosten van ondernemingsstart
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland. Appellant, geboren in 1945, ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was ontheven van arbeidsverplichtingen. Hij had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten die verband hielden met het starten van een onderneming in ambachtelijk ijs. De aanvragen betroffen de kosten van cursussen aan de Rijksuniversiteit Groningen en de kosten voor het opmaken van een notariële akte. Het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek had deze aanvragen afgewezen, stellende dat de kosten niet noodzakelijk waren en niet voortvloeiden uit bijzondere individuele omstandigheden.
De rechtbank Gelderland had de beroepen van appellant tegen deze afwijzingen ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zich tegen deze uitspraken gekeerd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand had aangevraagd, voortkwamen uit zijn eigen keuze om een onderneming te starten. De Raad concludeerde dat deze extra kosten voor rekening van appellant moesten blijven, en dat de kosten van de cursussen en de notariële akte niet als noodzakelijke kosten van het bestaan konden worden aangemerkt volgens artikel 35, eerste lid, van de WWB.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 september 2014.