ECLI:NL:RBDHA:2024:16888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
22/1099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor cursussen op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor cursussen. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de cursussen Energie en Bouwkunde en EnergiePrestatie-adviseur Woningen Basis (EP-W/B), maar deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht is. De rechtbank stelt vast dat de kosten voor de cursussen zich wel voordoen, maar dat deze kosten niet noodzakelijk zijn voor eiser, aangezien het zijn eigen keuze is om deze cursussen te volgen. Eiser heeft niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die de toekenning van bijzondere bijstand rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft overwogen of er sprake is van noodzakelijke kosten en bijzondere omstandigheden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1099

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: J. Ameziane).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor cursussen.
1.2.
Verweerder heeft bij besluit van 3 augustus 2021 (primair besluit 1) afwijzend beslist op de aanvraag voor de cursus Energie en Bouwkunde en voor de cursus EnergiePrestatie-adviseur Woningen Basis (EP-W/B) en het verzoek intern doorverwezen voor verdere beoordeling. Met het besluit van 12 augustus 2021 (primair besluit 2) heeft verweerder de aanvraag voor beide cursussen afgewezen.
1.3.
Met het bestreden besluit van 3 januari 2022 op het bezwaar van eiser heeft verweerder de afwijzing in stand gelaten.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen de gemachtigden van partijen.

Totstandkoming van de besluiten

2.1.
Eiser ontvangt bijstand sinds 28 november 1985.
2.2.
Verweerder heeft op 16 mei 2021 een aanvraag ontvangen van eiser voor bijzondere bijstand voor de cursussen Energie en Bouwkunde en EP-W/B tot een bedrag van € 3.229,49. In primair besluit 1 heeft verweerder de aanvraag afgewezen en doorgestuurd naar de afdeling Participatie, omdat de aanvraag daar gedaan kan worden. In primair besluit 2 heeft de afdeling Participatie het verzoek ook afgewezen, omdat er voor deze opleidingen geen apart fonds is. In het bestreden besluit is verweerder bij dit standpunt gebleven. Verweerder geeft aan dat de aanvraag ter onrechte is doorgestuurd naar de afdeling Participatie, maar vindt dat de kosten niet noodzakelijk zijn en dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die toekenning zouden rechtvaardigen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat vindt eiser
3. Eiser stelt dat verweerder heeft nagelaten om te beoordelen of de cursussen in natura konden worden vergoed en dat verweerder onzorgvuldig is geweest door de wijze waarop de aanvraag is behandeld. Er is geen andere voorliggende voorziening waar eiser een beroep op kan doen. Eiser heeft onvoldoende middelen om zelf in deze kosten te voorzien. Dat er geen sprake is van noodzakelijke kosten vindt eiser onvoldoende motivering. Onder verwijzing naar de Leidraad Individuele Bijzondere Bijstand 2021 (de Leidraad) stelt eiser dat bijzondere bijstand mogelijk is voor andere dan bijzondere, noodzakelijke kosten. Verweerder had moeten beoordelen of eiser in aanmerking kwam hier voor. Verder stelt eiser dat de kosten wel noodzakelijk waren omdat ze nodig zijn om zijn financiële situatie te verbeteren. Verweerder heeft niet onderzocht of eiser op een andere manier kan deelnemen aan de arbeidsmarkt om zijn financiële situatie te verbeteren. Tot slot biedt de Leidraad ruimte voor bijstandverlening indien een voorliggende voorziening ontbreekt vanwege budgettaire redenen, aldus eiser.
Wat oordeelt de rechtbank
4.1
Bij toepassing van artikel 35, eerste lid, Pw dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomstentoeslag, bedoeld in artikel 36 Pw, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b Pw, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De vraag of eiser al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2
Niet ter discussie staat of de kosten voor de cursussen zich voordoen. In geschil is of de kosten noodzakelijk zijn en of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er geen noodzaak is voor de kosten, nu het de eigen keuze is van eiser om de cursussen te volgen. [1] Eisers standpunt dat de cursussen noodzakelijk zijn om zijn financiële situatie te verbeteren volgt de rechtbank niet, onder meer in verband met eisers (pensioengerechtigde) leeftijd. Bovendien heeft verweerder aangegeven dat er wel activiteiten en trajecten zijn die zijn gericht op deelname (of re-integratie) op de arbeidsmarkt, alleen enkel in natura. Dat heeft eiser niet betwist.
4.4
In tegenstelling tot wat eiser betoogt vloeit zowel uit de wet als het beleid van verweerder voort dat noodzakelijkheid van de kosten vereist is om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Bovendien blijkt uit het bestreden besluit dat verweerder wel heeft overwogen of er sprake is van bijzondere omstandigheden die toekenning alsnog zouden rechtvaardigen. Dat sprake is van zodanige omstandigheden is niet gebleken.
4.5
Bovenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep niet slaagt.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ter vergelijking de uitspraak van de CRvB van 9 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2962.