ECLI:NL:CRVB:2014:2995

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
12-5494 WSW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om WSW-uitkering op grond van onvoldoende arbeidsbeperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen. De Raad oordeelde dat appellante weliswaar lichamelijke beperkingen heeft, maar niet in die mate dat zij uitsluitend aangewezen is op WSW-arbeid. De Raad baseerde zich op rapportages van medisch en arbeidskundig onderzoek, die bevestigden dat appellante in staat is om, met de nodige aanpassingen, buiten de WSW te werken.

De procedure begon met een aanvraag van appellante op 27 september 2011, waarna verschillende onderzoeken zijn uitgevoerd. Het Uwv handhaafde zijn besluit om de aanvraag af te wijzen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellante hoger beroep instelde en aanvullende medische informatie overlegde. De verzekeringsarts van het Uwv gaf aan dat er voldoende rekening was gehouden met de relevante klachten en beperkingen van appellante.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen onderbouwing was voor de stelling dat de rapportages onzorgvuldig of onjuist waren. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 september 2014.

Uitspraak

12/5494 WSW
Datum uitspraak: 11 september 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
18 september 2012, 12/4793 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend, waarop het Uwv een reactie heeft gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 juli 2014. Namens appellante is verschenen mr. De Witte. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante kampt met lichamelijke klachten. Met een formulier, dat op 27 september 2011 is ontvangen door het WERKbedrijf Den Haag Zuidwest, heeft appellante een aanvraag gedaan voor een indicatie op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW).
1.2. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een arts medisch onderzoek verricht naar de fysieke beperkingen van appellante en hierover op 21 november 2011 een rapport uitgebracht. Daarnaast heeft een arbeidskundige van het WERKbedrijf onderzoek verricht naar de beperkingen van appellante om arbeid te verrichten en hierover op 19 december 2011 gerapporteerd. Bij besluit van 23 december 2011 heeft het Uwv de aanvraag van appellante afgewezen.
1.3. Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft een arts een nieuw medisch onderzoek verricht en hierover op 1 mei 2012 een rapport uitgebracht. Ook een arbeidskundige van het WERKbedrijf heeft de beperkingen van appellante om arbeid te verrichten opnieuw onderzocht en hierover op 16 mei 2012 gerapporteerd. Bij besluit van 25 mei 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het besluit van 23 december 2011 gehandhaafd. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellante niet tot de doelgroep van de WSW behoort. Appellante is in staat om, ondanks de bij haar objectief vastgestelde beperkingen en daartoe noodzakelijk geachte aanpassingen, binnen redelijke grenzen buiten de WSW te kunnen werken.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft gemotiveerd hoger beroep ingesteld en daarbij medische informatie van de huisarts overgelegd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De verzekeringsarts van het Uwv heeft een reactie gegeven op de in hoger beroep overgelegde medische informatie van de huisarts en daarbij geconcludeerd dat er voldoende rekening is gehouden met de relevante klachten en relevante arbeidsbeperkingen.
4.2.
Gelet op deze reactie van de verzekeringsarts en de medische en arbeidskundige rapportages zoals die in de periode november 2011 tot en met mei 2012 zijn opgesteld, komt de Raad met de rechtbank tot de conclusie dat het Uwv terecht heeft overwogen dat appellante weliswaar beperkingen heeft bij het verrichten van arbeid, maar niet in die mate dat zij uitsluitend is aangewezen op WSW-arbeid. Niet is onderbouwd waarom de rapportages onzorgvuldig of onjuist zouden zijn, noch zijn door appellante gegevens ingebracht die een ander licht werpen op haar lichamelijke beperkingen.
4.3.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en C.H. Bangma en
C.G. Kasdorp als leden, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) T.A. Meijering

HD