ECLI:NL:CRVB:2014:3021
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen AOW-toeslag en verzoek om herziening
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1933, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel, die zijn bezwaar tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk verklaarde wegens termijnoverschrijding. Appellant ontvangt sinds oktober 1998 een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor gehuwden, maar heeft nooit een toeslag voor zijn jongere partner ontvangen, omdat deze een uitkering ontving die hoger was dan de maximale toeslag. In 2011 heeft de Svb alsnog een toeslag toegekend, maar appellant verzocht om ook over een eerdere periode toeslag te ontvangen. De Svb heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen sprake zou zijn van nieuw gebleken feiten of omstandigheden die een herziening rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant beoordeeld. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellant heeft niet aangetoond dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, ondanks zijn argumenten over de taalvaardigheid van hem en zijn echtgenote. De Raad concludeert dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigen. De hoger beroepen worden dan ook verworpen en de eerdere uitspraken van de rechtbank worden bevestigd.
De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, met M.P. Ketting als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 september 2014.