ECLI:NL:CRVB:2014:304
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en terugvordering voorschot op basis van vermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant had op 7 januari 2010 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze aanvraag werd op 9 april 2010 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Delft. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant beschikte over vermogen dat boven de voor hem geldende vermogensgrens lag. Het college had een voorschot van € 400,- verstrekt, maar dit werd later teruggevorderd omdat de appellant geen recht op bijstand had.
De appellant voerde aan dat de taxatie van zijn woning in Turkije onjuist was, omdat de IBF-taxateur was uitgegaan van een onjuiste oppervlakte van de woning. De rechtbank had in een eerdere uitspraak het standpunt van het college gevolgd, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom de aanvullende informatie van de taxateur voldoende onderbouwing bood voor de waardebepaling van de woning. De Raad concludeerde dat de gebreken in de advisering aan het college leidden tot de conclusie dat de rechtbank het college ten onrechte had gevolgd.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van de appellant gegrond. Het college werd opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op de bezwaren tegen de besluiten van 9 en 12 april 2010, met inachtneming van de uitspraak van de Raad. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 2.191,50 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige taxatie en de noodzaak voor het college om alle relevante bewijsstukken in overweging te nemen bij het nemen van beslissingen over bijstandsaanvragen.