ECLI:NL:CRVB:2014:3040
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van een fiets en fitness door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die haar beroep tegen de afwijzing van bijzondere bijstand voor de kosten van een fiets ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 1 april 2009 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een fiets, pedicurebehandelingen, fitness en rechtsbijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft op 25 augustus 2009 de aanvraag voor de fiets afgewezen, omdat deze kosten niet als bijzondere noodzakelijke kosten werden beschouwd. Wel werd er bijzondere bijstand voor fitness toegekend voor een periode van zes maanden, mits appellante offertes van drie sportscholen overlegde.
Na een bestreden besluit op 8 december 2009, waarin het bezwaar tegen de afwijzing van de fiets ongegrond werd verklaard, heeft appellante beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zittingen heeft appellante haar noodzaak voor een goede fiets benadrukt, maar de Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de kosten van de fiets noodzakelijk maakten en dat appellante niet voldoende gegevens had overgelegd voor de kosten van fitness.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor vergoeding van de kosten in hoger beroep, aangezien appellante pas na de eerste zitting gegevens over de fitnesskosten had overgelegd. De uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2014.