ECLI:NL:CRVB:2014:3050
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en rekening houden met psychische klachten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die als medewerkster klantenservice werkte. Appellante viel op 14 oktober 2011 uit voor haar werk vanwege psychische klachten en ontving een ZW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 19 december 2011, omdat zij weer geschikt werd geacht voor haar werk. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank ’s-Gravenhage verklaarde haar beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de conclusie te twijfelen.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het onderzoek voldoende zorgvuldig was. Zij stelde dat haar psychische klachten, die intensieve behandeling vereisten, haar ongeschikt maakten voor arbeid. Ter onderbouwing voegde zij een neuropsychologisch rapport toe, waaruit volgens haar bleek dat zij ten tijde van de beslissing niet in staat was om haar werk te verrichten. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd, waarbij ook de psychische klachten van appellante in overweging waren genomen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de bevindingen van de verzekeringsartsen voldoende basis boden voor de conclusie dat appellante geschikt was voor haar werk. De Raad vond geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 september 2014.