ECLI:NL:CRVB:2014:3090
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en inkomsten uit autohandel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbanken Middelburg en Zeeland-West-Brabant. De appellant ontving sinds 18 september 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat hij sinds maart 2011 een auto op zijn naam had staan, heeft de gemeente Tholen een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de transactiemaanden inkomsten uit autohandel had ontvangen, maar deze niet had gemeld, wat in strijd was met zijn inlichtingenverplichting.
De rechtbanken hebben de beroepen van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. Het college had de bijstand van appellant per 1 juni 2011 ingetrokken en een bedrag van € 18.643,15 teruggevorderd. Appellant voerde aan dat hij geen zakelijke transacties had verricht, maar dat het om vriendendiensten ging. De Raad oordeelde echter dat de activiteiten van appellant als autohandel moesten worden aangemerkt, gezien het aantal kentekens dat op zijn naam stond en de frequentie van overdrachten.
De Raad bevestigde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand. Appellant had niet aangetoond dat hij recht had op bijstand in de maanden waarin hij de auto’s had verhandeld. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. De hoger beroepen van appellant werden afgewezen, en de verzoeken om schadevergoeding werden eveneens afgewezen.