ECLI:NL:CRVB:2014:3277

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
8 oktober 2014
Zaaknummer
12-5593 REA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een re-integratie-uitkering op grond van de Wet REA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem in aanmerking te brengen voor een uitkering krachtens de Wet REA over de periode van 19 oktober 2004 tot 1 juni 2006. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat niet was gebleken dat de appellant tijdig een aanvraag voor de REA-uitkering had ingediend. De rechtbank benadrukte de eigen verantwoordelijkheid van de appellant om zijn aanspraken op de uitkering geldend te maken.

In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat het Uwv en de arbeidsdeskundige onzorgvuldig hadden gehandeld. Hij stelde dat hij niet op de hoogte was van de wettelijke regeling en dat hem geen aanvraagformulier was verstrekt. De Raad overwoog dat de appellant in zijn hoger beroep niets nieuws aanvoerde en dat de eerdere overwegingen van de rechtbank niet anders konden worden beoordeeld. De Raad bevestigde dat, zelfs als de appellant tijdig een aanvraag had ingediend, hij geen recht had op de REA-uitkering omdat hij op en na 19 oktober 2004 geen WW-uitkering ontving.

De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier V. van Rij, en werd openbaar uitgesproken op 8 oktober 2014.

Uitspraak

12/5593 REA
Datum uitspraak: 8 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ̕ s-Gravenhage van
5 september 2012, 12/2824 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2014. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.H.M. Visser.

OVERWEGINGEN

1.Bij besluit van 7 juli 2011 heeft het Uwv geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een uitkering krachtens de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) over de periode 19 oktober 2004 tot 1 juni 2006. Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 22 februari 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv terecht geweigerd om appellant over de periode in geding een REA-uitkering toe te kennen. De rechtbank heeft daarbij op de eerste plaats gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van appellant om zijn aanspraken op een REA-uitkering geldend te maken. Uit het dossier is de rechtbank niet gebleken dat appellant een aanvraag voor een REA-uitkering heeft ingediend. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het door appellante gedane beroep op het vertrouwensbeginsel faalt nu niet is gebleken dat aan appellant een toezegging is gedaan dat hij recht zou hebben op een REA-uitkering. Wat betreft de gronden van appellant dat het Uwv, het
re-integratiebureau Agens en de arbeidsdeskundige onzorgvuldig gehandeld hebben door hem te laten hervatten in een niet passende functie heeft de rechtbank opgemerkt dat appellant hierover reeds een civiele procedure heeft gevoerd en dat deze gronden in de onderhavige procedure geen rol kunnen spelen, aangezien het bestreden besluit uitsluitend betrekking heeft op de weigering een REA-uitkering toe te kennen over de periode 19 oktober 2004 tot 1 juni 2006.
3.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat het Uwv en de arbeidsdeskundige onzorgvuldig gehandeld hebben. Appellant stelt zelf niet op de hoogte te zijn geweest van de wettelijke regeling. Volgens appellant heeft de arbeidsdeskundige geweigerd om hem een aanvraagformulier voor een uitkering te verstrekken ondanks dat hij wist dat appellant vanaf oktober 2004 niet beschikbaar zou worden voor de arbeidsmarkt en daarom geen recht had op een aanvullende uitkering op grond van de Werkloosheidwet (WW).
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Wet REA, zoals dit gold ten tijde in geding moet een aanvraag voor toekenning van een re-integratie-uitkering voor de aanvang van de onbeloonde werkzaamheden, scholing of opleiding als bedoeld in het eerste lid van artikel 23, eerste lid, of binnen een maand na die aanvang worden ingediend.
4.2.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. Er bestaat geen reden daarover anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan en de door de rechtbank gegeven overwegingen niet te onderschrijven. Hierbij wordt nog vermeld dat ook als appellant wel tijdig een aanvraag had ingediend dan had hij nog geen recht gehad op een REA-uitkering omdat hij op en na 19 oktober 2004 geen
WW-uitkering ontving. De zogenoemde TRI-tegemoetkoming waarnaar appellant verwijst is hier overigens ook niet aan de orde.
5.
Uit hetgeen in 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2014.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) V. van Rij

HD