ECLI:NL:CRVB:2014:3278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige herbeoordeling
In deze zaak heeft appellante, die sinds 18 april 2002 een WAO-uitkering ontvangt vanwege longklachten, hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van haar uitkering door het Uwv. De intrekking vond plaats op basis van een medische en arbeidskundige herbeoordeling, waarbij werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen naar minder dan 15%. Appellante had in 2008 en 2010 aanvullende klachten gemeld, maar deze leidden niet tot een wijziging van de uitkering. Het Uwv concludeerde dat appellante, ondanks haar klachten, in staat was om licht, rugsparend werk te verrichten.
De rechtbank Arnhem had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellante inzichtelijk hadden onderbouwd. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij meer beperkt was dan vastgesteld, maar de Raad oordeelde dat zij geen nieuwe medische informatie had ingediend ter ondersteuning van haar claim.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep van appellante ongegrond was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 oktober 2014.