ECLI:NL:CRVB:2014:3278

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
8 oktober 2014
Zaaknummer
13-157 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige herbeoordeling

In deze zaak heeft appellante, die sinds 18 april 2002 een WAO-uitkering ontvangt vanwege longklachten, hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van haar uitkering door het Uwv. De intrekking vond plaats op basis van een medische en arbeidskundige herbeoordeling, waarbij werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen naar minder dan 15%. Appellante had in 2008 en 2010 aanvullende klachten gemeld, maar deze leidden niet tot een wijziging van de uitkering. Het Uwv concludeerde dat appellante, ondanks haar klachten, in staat was om licht, rugsparend werk te verrichten.

De rechtbank Arnhem had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellante inzichtelijk hadden onderbouwd. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij meer beperkt was dan vastgesteld, maar de Raad oordeelde dat zij geen nieuwe medische informatie had ingediend ter ondersteuning van haar claim.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep van appellante ongegrond was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 oktober 2014.

Uitspraak

13/157 WAO
Datum uitspraak: 8 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
29 november 2012, 12/3083 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2014. Appellante is daar verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante heeft vanwege longklachten vanaf 18 april 2002 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. In 2008 en 2010 heeft appellante zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld wegens rugklachten. Deze Amber-aanvragen hebben niet geleid tot wijziging van de WAO-uitkering, omdat het hier gaat om klachten die voortvloeien uit een andere oorzaak dan waarvoor de uitkering is toegekend.
1.2. Bij besluit van 29 augustus 2011 is de uitkering met ingang van 30 oktober 2011 ingetrokken, omdat op basis van een medische en arbeidskundige herbeoordeling is vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van appellante is afgenomen naar minder dan 15%. Haar longklachten zijn stabiel en met de aspecifieke rugklachten, enige degeneratieve afwijkingen, overgewicht en gebrek aan spierconditie wordt appellante in staat geacht licht, rugsparend werk te kunnen doen.
1.3. Bij besluit van 24 mei 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 29 augustus 2011 ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de medische beoordeling zorgvuldig is verricht en dat de verzekeringsartsen op inzichtelijke wijze hebben onderbouwd hoe zij tot de vaststelling van de beperkingen zijn gekomen. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 16 mei 2002 relevante aspecten van de gezondheidstoestand van appellante heeft gemist, dan wel onjuist in de aangescherpte FML van 15 mei 2012 (geldig vanaf 30 oktober 2011) heeft vertaald.
2.2. Voorts is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 22 mei 2012 voldoende is toegelicht dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. De signaleringen in de geduide functies zijn in voornoemd rapport voldoende gemotiveerd.
3.
In hoger beroep heeft appellante zich, evenals in bezwaar en beroep, op het standpunt gesteld dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen vastgelegd in de FML en dat zij om die reden de haar voorgehouden functies niet kan vervullen. Zij bepleit met name een urenbeperking die haar in staat stelt voldoende rust te nemen.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Terecht en op juiste gronden heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. Nu appellante in hoger beroep heeft volstaan met een herhaling van de bij de rechtbank ingediende gronden en geen nieuwe medische informatie heeft ingediend ter onderbouwing van haar standpunt volstaat een verwijzing naar de overwegingen van de aangevallen uitspraak.
4.3.
Gelet op overweging 4.2 slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2014.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) V. van Rij

HD