ECLI:NL:CRVB:2014:3288
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in Wajong-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn Wajong-uitkering. Appellant ontving sinds 15 november 1998 een Wajong-uitkering, maar deze werd door het Uwv ingetrokken per de eerste dag van de maand volgend op zijn verhuizing naar het buitenland, met een besluit van 17 augustus 2011. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De bezwaartermijn liep tot en met 28 september 2011, terwijl het bezwaarschrift pas op 6 oktober 2011 door het Uwv werd ontvangen.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd overwogen dat hoewel appellant een zorgelijke gezondheidssituatie had, dit niet betekende dat hij niet in staat was zijn belangen te behartigen. In hoger beroep voerde appellant aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege zijn lichamelijke en geestelijke conditie. Het Uwv daarentegen pleitte voor bevestiging van de aangevallen uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bezwaarschrift inderdaad na afloop van de bezwaartermijn was ingediend. Volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen reden was om verschoonbaarheid aan te nemen. Het Uwv had in een rapport van 11 juni 2014 gesteld dat er onvoldoende medische gegevens waren om de stelling van appellant te honoreren dat hij om medische redenen niet in staat was tijdig bezwaar te maken. De Raad concludeerde dat het Uwv het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat de rechtbank het beroep van appellant terecht ongegrond had verklaard. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.