ECLI:NL:CRVB:2014:3288

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
8 oktober 2014
Zaaknummer
12-5670 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in Wajong-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn Wajong-uitkering. Appellant ontving sinds 15 november 1998 een Wajong-uitkering, maar deze werd door het Uwv ingetrokken per de eerste dag van de maand volgend op zijn verhuizing naar het buitenland, met een besluit van 17 augustus 2011. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De bezwaartermijn liep tot en met 28 september 2011, terwijl het bezwaarschrift pas op 6 oktober 2011 door het Uwv werd ontvangen.

De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd overwogen dat hoewel appellant een zorgelijke gezondheidssituatie had, dit niet betekende dat hij niet in staat was zijn belangen te behartigen. In hoger beroep voerde appellant aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege zijn lichamelijke en geestelijke conditie. Het Uwv daarentegen pleitte voor bevestiging van de aangevallen uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bezwaarschrift inderdaad na afloop van de bezwaartermijn was ingediend. Volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen reden was om verschoonbaarheid aan te nemen. Het Uwv had in een rapport van 11 juni 2014 gesteld dat er onvoldoende medische gegevens waren om de stelling van appellant te honoreren dat hij om medische redenen niet in staat was tijdig bezwaar te maken. De Raad concludeerde dat het Uwv het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat de rechtbank het beroep van appellant terecht ongegrond had verklaard. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

12/5670 WAJONG
Datum uitspraak: 1 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
6 september 2012, 12/171 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2014. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Kneefel. Ter zitting is het onderzoek geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen een verzekeringsdeskundige reactie te laten geven op hetgeen door appellant is aangevoerd.
Het Uwv heeft een verzekeringsdeskundig rapport van 11 juni 2014 overgelegd.
Appellant heeft op het rapport van 11 juni 2014 gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat een verder onderzoek van de zaak ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant ontving sinds 15 november 1998 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Bij besluit van 17 augustus 2011 heeft het Uwv de Wajong-uitkering van appellant, met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin appellant buiten Nederland is gaan wonen, ingetrokken.
1.3. Bij brief van 23 september 2011, blijkens het poststempel op 5 oktober 2011 ter post bezorgd en bij het Uwv ingekomen op 6 oktober 2011, heeft appellant tegen het besluit van
17 augustus 2011 bezwaar gemaakt.
1.4. Bij besluit van 2 december 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv heeft overwogen dat de bezwaartermijn liep tot en met 28 september 2011 en dat het bezwaarschrift op 6 oktober 2011 is ontvangen. Het Uwv heeft overschrijding van de termijn niet verschoonbaar geacht.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat uit de stukken weliswaar blijkt van een zorgelijke gezondheidssituatie, maar niet dat appellant als gevolg daarvan in het geheel niet in staat is geweest zijn belangen in voldoende mate te behartigen.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het was appellant op grond van zijn lichamelijke en geestelijke conditie niet te verwijten dat hij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt of hulp heeft gevraagd voor het indienen van het bezwaar.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tegen het besluit van 17 augustus 2011 na afloop van de bezwaartermijn is ingediend.
4.2.
Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank dat er geen reden is om op grond van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding voor het indienen van een bezwaarschrift aan te nemen wordt onderschreven.
4.4.
Naar aanleiding van hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft het Uwv gereageerd aan de hand van het rapport van 11 juni 2014 waarin is gesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de stelling van appellant, dat hij om medische redenen buiten staat was zijn belangen te kunnen behartigen, te honoreren. Daartoe is gesteld dat het journaal van de huisarts van appellant geen medische gegevens bevat om op grond daarvan de te late indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar te achten. Er is geen aanleiding om dit standpunt niet te volgen nu appellant daartegen geen andersluidende medische gegevens heeft ingebracht. In hetgeen appellant overigens in hoger beroep heeft aangevoerd, ziet de Raad evenmin aanleiding om tot het oordeel te komen dat hij buiten staat was tijdig bezwaar in te dienen. Dat betekent dat het Uwv het bezwaar terecht
niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de rechtbank het beroep van appellant eveneens terecht ongegrond heeft verklaard.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet, de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2014.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) P. Boer
JvC