ECLI:NL:CRVB:2014:329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep inzake bijzondere bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat het ingediende beroepschrift geen gronden van beroep bevatte. Appellant had verzuimd om binnen de gestelde termijn de gronden van zijn beroep in te dienen, ondanks dat hij had aangevoerd te wachten op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank oordeelde dat dit voor rekening en risico van appellant blijft.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat zijn aanvraag om bijzondere bijstand ten onrechte is afgewezen. Hij heeft ter ondersteuning van zijn standpunt uitspraken van de Afdeling overgelegd. Tijdens de zitting heeft appellant erkend dat hij de termijn voor het indienen van de gronden ongebruikt heeft laten verstrijken. De Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift geen gronden bevatte en dat appellant niet heeft voldaan aan de mogelijkheid om het verzuim te herstellen binnen de gestelde termijn.
De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank bevoegd was om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de aangevallen uitspraak te herzien en heeft deze bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het hoger beroep van appellant niet slaagde.