ECLI:NL:CRVB:2014:3323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op basis van inkomen en levensonderhoud
Op 14 oktober 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 19 maart 2013 het beroep van appellant ongegrond had verklaard. Appellant had eerder bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze bijstand was per 7 november 2011 beëindigd omdat zijn middelen boven de voor hem geldende bijstandsnorm uitkwamen. Appellant ontving inkomsten uit pensioen en zijn vader droeg bij aan zijn kosten van levensonderhoud.
Na de beëindiging van de bijstand heeft appellant op 20 januari 2012 een nieuwe aanvraag ingediend. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de middelen van appellant, waaronder de bijdragen van zijn vader, hoger waren dan de bijstandsnorm. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de bijdragen van zijn vader ten onrechte als inkomsten zijn aangemerkt, omdat hij deze moet terugbetalen. De Raad heeft overwogen dat het aan appellant is om aan te tonen dat er sprake is van een wijziging in zijn omstandigheden die recht geeft op bijstand.
De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat zijn situatie is veranderd ten opzichte van de periode waarin zijn bijstand werd beëindigd. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag terecht in stand gehouden. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij de proceskosten niet worden vergoed.