ECLI:NL:CRVB:2014:3324
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had op 21 maart 2012 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op 10 mei 2012 was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het standpunt dat de appellant als zelfstandige moest worden aangemerkt, omdat hij samen met zijn oom was ingeschreven als vennoot van een vennootschap onder firma. Het college stelde dat de appellant de inlichtingenverplichting had geschonden, omdat hij onvoldoende gegevens had verstrekt over zijn gewerkte uren en inkomsten.
De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende objectieve gegevens had overgelegd die het aantal gewerkte uren en de genoten inkomsten konden onderbouwen. De appellant had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over het aantal gewerkte uren, wat de Raad als onvoldoende beschouwde om het recht op bijstand vast te stellen. De Raad benadrukte dat het niet zozeer ging om het ontbreken van een arbeidsovereenkomst of loonspecificaties, maar om het gebrek aan objectieve gegevens.
De uitspraak bevestigde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van griffier J.T.P. Pot, en werd openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.