ECLI:NL:CRVB:2014:3358
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- M. Hillen
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot boedelbeschrijving en erfenisgelden in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had de erfenis van zijn overleden vader beneficiair aanvaard. Het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf had de appellant de verplichting opgelegd om zo snel mogelijk de boedelbeschrijving te regelen en de erfenis te gelde te maken, met een deadline van 1 juni 2011. De appellant was van mening dat deze verplichting hem onterecht was opgelegd, omdat er nog geen duidelijkheid bestond over de omvang van de nalatenschap.
De Raad overwoog dat artikel 55 van de WWB het college de bevoegdheid geeft om verplichtingen op te leggen die strekken tot vermindering of beëindiging van de bijstand. De opgelegde verplichting was bedoeld om te voorkomen dat de appellant bijstand zou blijven ontvangen terwijl hij mogelijk over een vermogen beschikte dat de bijstand niet langer rechtvaardigde. De Raad oordeelde dat de appellant niet gedwongen werd om de nalatenschap volledig te aanvaarden, maar dat hij de mogelijkheid had om bewijsstukken over te leggen indien hij de boedelbeschrijving niet tijdig kon regelen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid de verplichting had kunnen opleggen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.