ECLI:NL:CRVB:2014:3380
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep tegen proces-verbaal van intrekking beroep
Op 10 oktober 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/5249 WIA. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 17 april 2014 het beroep van appellante behandeld, maar appellante trok haar beroep in tijdens de zitting. Dit leidde tot vragen over de rechtsgeldigheid van deze intrekking. Appellante verzocht de rechtbank om het proces-verbaal ter beoordeling in concept, voordat zij haar beroep definitief introk. De rechtbank bevestigde dat het beroep definitief was afgedaan, maar appellante betwistte de rechtsgeldigheid van haar intrekking.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep van appellante kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het niet gericht was tegen een uitspraak waartegen hoger beroep mogelijk is. Het hoger beroep was gericht tegen een proces-verbaal, maar volgens de wet is hoger beroep tegen een proces-verbaal niet mogelijk. De Raad verwees naar eerdere jurisprudentie die bevestigt dat de rechtbank een beslissing moet nemen over de rechtsgeldigheid van de intrekking van het beroep. Aangezien de rechtbank dit had nagelaten, besloot de Raad de stukken door te sturen naar de rechtbank, zodat deze alsnog een beslissing kan nemen.
De uitspraak concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken door J.P.M. Zeijen, met K.R. van Renswoude als griffier. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken verzet aantekenen.