ECLI:NL:CRVB:2014:3384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 31 januari 2011 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die eerder de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Groningen om de bijstand te herzien en terug te vorderen, heeft bevestigd. De aanleiding voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand was een tip dat de echtgenote van appellant en hun kinderen in Tunesië woonden. De sociale recherche heeft bankafschriften opgevraagd en appellant verhoord, waaruit bleek dat appellant maandelijks € 450,- ontving op zijn bankrekening, maar deze inkomsten niet had gemeld aan het college.
Het college heeft op basis van deze informatie besloten de bijstand over een bepaalde periode te herzien en de teveel verstrekte bijstand terug te vorderen. Appellant betwist dat hij inkomsten heeft ontvangen en stelt dat de betalingen van een derde persoon, M. [H.], betrekking hebben op de terugbetaling van een lening. De Raad oordeelt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door de bankrekening en de maandelijkse overschrijvingen niet te melden. Hierdoor heeft hij teveel bijstand ontvangen, wat het college het recht geeft om de bijstand te herzien en terug te vorderen.
De Raad bevestigt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overschrijvingen geen invloed hadden op zijn recht op bijstand. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.