ECLI:NL:CRVB:2014:3392
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van kinderalimentatie en bijstandsverlening in het kader van de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de vraag of de inkomsten uit kinderalimentatie in mindering mogen worden gebracht op de bijstandsverlening aan appellante, die bijstand heeft aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante, die twee dochters heeft, ontving kinderalimentatie van haar ex-partner H. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de alimentatie in mindering mocht worden gebracht op de bijstand, wat appellante betwistte. Zij stelde dat de betalingen van H niet als kinderalimentatie konden worden aangemerkt, maar als aflossing van een schuld die zij op H had vanwege de verkoop van hun gezamenlijke woning. De Raad heeft vastgesteld dat H gedurende de relevante periode maandelijks een bedrag van € 365,31 aan appellante heeft betaald, en dat deze betalingen duidelijk als kinderalimentatie waren aangeduid. De Raad oordeelde dat de alimentatieverplichting van H niet was opgeheven door enige afspraak tussen partijen, en dat de betalingen derhalve terecht als inkomsten in mindering op de bijstand zijn gebracht. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.