ECLI:NL:CRVB:2014:3429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad stelt vast dat appellante in de periode van 16 juli 2011 tot 12 maart 2012 seksuele diensten via internet heeft aangeboden, maar deze inkomsten niet heeft opgegeven aan het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer. Het college heeft op basis van deze informatie de bijstand ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden.
De Raad overweegt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat appellante geen mededeling heeft gedaan van haar werkzaamheden en de inkomsten daaruit niet heeft opgegeven. De Raad wijst erop dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren, maar dat appellante ook zelf moet kunnen aantonen dat zij recht heeft op bijstand. De Raad concludeert dat appellante niet in staat is geweest om verifieerbare gegevens over haar inkomsten te overleggen, waardoor het college niet kon vaststellen of zij recht had op bijstand.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De Raad wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de uitspraak in het openbaar is gedaan en de procedure niet onterecht is gevoerd. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is genomen op 7 oktober 2014.