ECLI:NL:CRVB:2014:3468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich op 12 september 2011 ziek meldde wegens klachten van oververmoeidheid. Appellant was laatstelijk werkzaam als helpdeskmedewerker en ontving een ZW-uitkering na zijn ziekmelding. De verzekeringsarts heeft op 27 februari 2012 vastgesteld dat appellant weer in staat was om zijn werkzaamheden te hervatten, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 20 maart 2012. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij de zorgvuldigheid van het onderzoek door de artsen van het Uwv heeft onderschreven. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen door de artsen van het Uwv zijn onderschat en heeft medische informatie overgelegd van andere artsen die zijn standpunt ondersteunen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de artsen van het Uwv op inzichtelijke wijze hebben onderbouwd dat appellant geschikt is voor zijn werk.
De Raad heeft de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en de andere ingediende medische informatie in overweging genomen, maar heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de eerdere conclusies. De Raad heeft vastgesteld dat er geen objectief vastgestelde medische gegevens zijn die de klachten van appellant verklaren. Daarom heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.