ECLI:NL:CRVB:2014:3475

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
12-3471 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Breda. Appellant had op 13 juni 2011 een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en geen recht op uitkering had. Appellant diende op 20 september 2011 een bezwaarschrift in, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar op 12 december 2012 niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Appellant stelde dat hij door ernstige psychische klachten niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen en dat er sprake was van overmacht.

De rechtbank oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en verzocht om de benoeming van een onafhankelijke medische deskundige. Het Uwv verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien appellant geen objectieve medische verklaringen had overgelegd die zijn standpunt onderbouwden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om benoeming van een onafhankelijke deskundige af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 oktober 2014.

Uitspraak

12/3471 WIA
Datum uitspraak: 20 oktober 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 mei 2012, 12/407 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. dr. D. Coskun, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2014. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.P.F. Oosterbos.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft op 13 juni 2011 een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 9 september 2011 vastgesteld dat voor appellant met ingang van 29 september 2011 geen recht op een uitkering ingevolge de
Wet WIA is ontstaan, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2.
Op 7 november 2011 heeft mevrouw [naam buurvrouw], de buurvrouw van appellant, gebeld met het Uwv en gevraagd waar de beslissing op het door appellant ingediende bezwaarschrift blijft. Op 8 november 2011 heeft het Uwv een kopie van het bezwaarschrift, gedateerd
20 september 2011, ontvangen. Mevrouw [naam buurvrouw] heeft blijkens telefoonnotities van het Uwv van 17 november 2011 en 1 december 2011 meegedeeld dat zij het bezwaarschrift van appellant op 20 september 2011 op de bus heeft gedaan en dat de brief niet aangetekend is verzonden. Volgens haar dienen fouten in de bezorging door TNT appellant niet aangerekend te worden. Bij beslissing op bezwaar van 12 december 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend.
1.3.
Appellant heeft in beroep bij de rechtbank aangevoerd dat hij wegens ernstige psychische klachten niet tijdig een bezwaarschrift kon indienen en dat daarom sprake is van overmacht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Hierbij heeft zij overwogen dat niet langer in geschil is dat het bezwaarschrift buiten de termijn is ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank is van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest, eventueel met hulp van een ander, een bezwaarschrift in te dienen. De termijnoverschrijding is dan ook niet verschoonbaar en het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant de in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald. Tevens heeft hij de Raad verzocht om een onafhankelijk medische deskundige te benoemen ter beoordeling van de redenen die hij heeft gegeven ter verklaring waarom hij het bezwaarschrift niet tijdig in kon dienen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, nu appellant geen objectieve medische verklaringen heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn dusdanige psychische klachten had dat hij niet in staat was een bezwaarschrift in te dienen. Nu appellant ook in hoger beroep geen andere gronden of een nadere (medische) onderbouwing van zijn standpunt heeft gegeven, is er geen aanleiding tot een andersluidend oordeel te komen. Voor benoeming van een onafhankelijk medische deskundige ziet de Raad evenmin aanleiding.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2014.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) D.E.P.M. Bary

QH