ECLI:NL:CRVB:2014:3604
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de AWBZ voor persoonlijke verzorging en begeleiding
Op 5 november 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Stichting Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) inzake de afwijzing van zijn aanvraag voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellant, die kampt met een verminderd functioneren van zijn rechterarm en -hand, alsook met een hernia en een depressieve stoornis, had op 4 september 2012 een aanvraag ingediend voor zorgfuncties persoonlijke verzorging en begeleiding. CIZ heeft deze aanvraag op 16 oktober 2012 afgewezen, waarna appellant bezwaar heeft gemaakt. CIZ heeft een medisch advies laten opstellen door T.L. Boelsums, die concludeerde dat appellant niet in aanmerking kwam voor AWBZ-zorg, omdat er voorliggende voorzieningen waren op basis van de Zorgverzekeringswet en de Wet maatschappelijke ondersteuning.
De rechtbank Noord-Holland heeft in haar uitspraak van 12 september 2013 het beroep van appellant tegen het besluit van CIZ ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant geen objectieve gegevens had overgelegd die de medische beoordeling door Boelsums konden weerleggen. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat zijn aanvraag om AWBZ-zorg op onjuiste gronden is afgewezen, maar de Raad heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het medisch advies van Boelsums. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen nieuwe informatie heeft overgelegd die de eerdere bevindingen van CIZ en Boelsums zou kunnen ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J. Brand, met M.P. Ketting als griffier.