ECLI:NL:CRVB:2014:3719
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de motivering van psychische klachten na het omkomen van een ouder tijdens de Tweede Wereldoorlog
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 13 november 2014, wordt de zaak behandeld van een appellant die aanspraak maakt op uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De appellant, geboren in 1938, heeft zijn vader verloren tijdens de Holocaust en stelt dat dit heeft geleid tot psychische klachten. De Raad oordeelt dat de motivering van de verweerder, de Pensioen- en Uitkeringsraad, onvoldoende is om te concluderen dat het omkomen van de vader niet heeft geleid tot deze klachten. De Raad vraagt de verweerder om de motiveringsgebreken in het bestreden besluit te herstellen.
De appellant had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij vervolging had ondergaan. De Raad stelt vast dat de appellant in beginsel niet tot de groepen van personen behoorde die door de Duitse bezetter werden vervolgd. De Raad heeft echter twijfels over de afwijzing van de aanvraag, vooral omdat de broer van de appellant wel met de vervolgde gelijk is gesteld. De Raad vraagt zich af waarom er een verschil in behandeling is tussen de appellant en zijn broer, en waarom de verweerder niet meer rekening houdt met de psychische gevolgen van het verlies van de vader.
De Raad concludeert dat de verweerder de motivering van zijn besluit moet herzien en dat er meer aandacht moet zijn voor de directe gevolgen van het overlijden van de vader op de psychische gesteldheid van de appellant. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en goed onderbouwde besluitvorming in zaken die betrekking hebben op de erkenning van psychische klachten in het kader van de Wuv.