ECLI:NL:CRVB:2014:3745

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
13-346 WIA-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de WIA-uitkering van appellant en de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv

Op 14 november 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep een tussenuitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de WIA-uitkering. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda van 4 december 2012. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 16 februari 2012 niet meer in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet was gebaseerd op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. De Raad merkte op dat er verouderde medische gegevens waren gebruikt en dat er geen adequate herbeoordeling had plaatsgevonden. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of een nieuw besluit te nemen over de in geding zijnde datum van 16 februari 2012. De uitspraak benadrukt het belang van actuele medische en arbeidskundige beoordelingen in het kader van WIA-uitkeringen.

Uitspraak

13/346 WIA-T
Datum uitspraak: 14 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van
4 december 2012, 11/6173 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J. Bronsveld, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bronsveld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. M.P.W.M. Wiertz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 26 januari 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 16 november 2009 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(Wet WIA) recht is ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering, welk recht zal eindigen op 16 februari 2012.
1.2.
Bij besluit van 12 mei 2011 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat hij met ingang van 16 februari 2012 niet meer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Het door appellant tegen dat besluit gemaakt bezwaar is bij besluit van 1 november 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat het Uwv ten onrechte heeft afgezien van het houden van een hoorzitting. Verder heeft de rechtbank ten onrechte geen acht geslagen op het overgelegde rapport van verzekeringsarts-medisch adviseur E.C. van der Eijk van
26 september 2012.
3.2.
Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn bedenkingen tegen de besluitvorming mondeling naar voren te brengen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil de vraag of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 16 februari 2012 niet meer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.
4.2.
Appellant heeft in bezwaar aangegeven dat zijn medische toestand is verslechterd. Ter onderbouwing daarvan heeft appellant een brief ingezonden van zijn behandelend psychiater B. van den Bossche van 3 oktober 2011, waarin deze te kennen geeft dat appellant in behandeling is voor een depressief toestandsbeeld en dat wordt overgeschakeld naar een andere aanpak met antidepressiva. Het toestandsbeeld blijft ernstig.
4.3.
De Raad stelt vast dat bijna een jaar is verstreken tussen het primaire verzekeringsgeneeskundige onderzoek op 28 maart 2011 en 16 februari 2012, de datum in geding. Appellant is in het kader van de bezwarenprocedure niet gezien door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat is volstaan met een dossieronderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat in zijn rapporten van 14 oktober 2011 en
8 oktober 2012 overigens uit van de datum 12 mei 2011 als beoordelingsdatum. Gelet hierop en in aanmerking genomen hetgeen onder 4.2 is vermeld, berust het bestreden besluit op verouderde medische gegevens.
4.4.
Verder stelt de Raad vast dat de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 10 mei 2011 als vraagstelling vermeldt: herbeoordeling WIA per 10 mei 2011. Hij berekent het maatmanloon per mei 2011 en selecteert functies per 10 mei 2011. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gaat in zijn rapport van 18 oktober 2011 eveneens uit van de beoordelingsdatum mei 2011. Een arbeidskundige beoordeling betreffende de datum 16 februari 2012 ontbreekt.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 vloeit voort dat het bestreden besluit niet is gebaseerd op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. De Raad ziet daarom aanleiding met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet het Uwv op te dragen dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen dan wel een ander besluit te nemen over de in geding zijnde datum, te weten 16 februari 2012.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen dan wel een ander besluit te nemen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2014.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) K. de Jong
JvC