ECLI:NL:CRVB:2014:3747
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA na medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellante, die zich op 25 januari 2010 ziek had gemeld met psychische klachten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv, dat had vastgesteld dat appellante met ingang van 23 januari 2012 geen recht had op een uitkering omdat haar arbeidsongeschiktheid minder was dan 35%. Appellante voerde aan dat de diagnose chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) niet adequaat was beoordeeld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische situatie, waaronder een ernstige longaandoening (COPD).
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om de medische beoordeling van het Uwv in twijfel te trekken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had afdoende gemotiveerd dat de door de huisarts en de revalidatiearts genoemde diagnose CVS geen directe aanknopingspunten bood voor het stellen van beperkingen ten aanzien van arbeid. De Raad heeft ook de aanvullende medische stukken die in hoger beroep zijn ingediend, beoordeeld en vastgesteld dat deze geen aanleiding gaven om de eerder vastgestelde belastbaarheid te betwisten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.