ECLI:NL:CRVB:2014:3758

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2014
Publicatiedatum
17 november 2014
Zaaknummer
13-1945 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling arbeidsongeschiktheidsklasse en beoordeling van de verzekeringsgeneeskundige grondslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsklasse van betrokkene, die een WGA-uitkering aanvroeg op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Raad heeft de afweging van de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld, die op basis van een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) functies heeft geselecteerd die betrokkene kan vervullen met zijn beperkingen. De Raad concludeert dat de afweging van de verzekeringsarts inzichtelijk en overtuigend is, en dat het verlies aan verdienvermogen van 73,31% leidt tot een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.

De rechtbank had eerder het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vernietigd en betrokkene een WIA-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de rechtbank ten onrechte de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit onjuist heeft geacht. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de functionele mogelijkheden van betrokkene door de verzekeringsarts en de rol van de arbeidsdeskundige bij het selecteren van passende functies. De Raad concludeert dat de verzekeringsarts voldoende rekening heeft gehouden met de wisselende belastbaarheid van betrokkene en dat de FML adequaat is aangepast om de beperkingen van betrokkene te weerspiegelen. De uitspraak bevestigt de noodzaak van een gedegen medische onderbouwing bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

13/1945 WIA
Datum uitspraak: 10 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
6 maart 2013, 12/8861 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene is een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2014. Namens appellant is verschenen J.C. van Beek. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door
mr. A. Faber-Speksnijder, advocaat.

OVERWEGINGEN

1. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft appellant bij besluit van
7 november 2011 vastgesteld dat voor betrokkene met ingang van 20 november 2011 op grond van artikel 54 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) recht is ontstaan op een WGA-uitkering. De arbeidsongeschiktheidsklasse is daarbij vastgesteld op 35 tot 80%. Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 18 augustus 2012 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van
7 november 2011 ongegrond verklaard, onder verwijzing naar rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 7 november 2011 herroepen, bepaald dat aan betrokkene per 20 november 2011 een Wet WIA-uitkering wordt toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en beslissingen gegeven over het griffierecht en de proceskosten.
2.2.
De rechtbank heeft betrokkenes stelling dat hij in aanmerking komt voor een
IVA-uitkering verworpen op de grond dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor juistheid van die stelling.
2.3.
Op basis van informatie van met name de behandelend internist-immunoloog
P.L.A. van Daele moet het er naar het oordeel van de rechtbank echter voor worden gehouden dat het beeld van de belastbaarheid van betrokkene van dag tot dag en in elk geval van week tot week wisselt. De internist-immunoloog heeft vermeld dat zowel de ziekte van Castleman als de reumatoïde artritis chronische ziektes zijn, die gekenmerkt worden door remissies en exacerbaties. Tijdens een exacerbatie van de reumatoïde artritis wordt betrokkene ernstig beperkt in zijn functioneren, wat ook de remissie van zijn ziekte van Castleman niet ten goede komt. De rechtbank leidt hieruit af dat betrokkene in feite niet in staat kan worden geacht de geduide arbeid te verrichten. Zij komt om die reden tot de conclusie dat de arbeidsongeschiktheid van betrokkene moet worden vastgesteld door indeling in de klasse van 80 tot 100%.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit onjuist heeft geacht. Voorts heeft de rechtbank volgens appellant in vervolg op de gegrondverklaring van het beroep onjuiste processuele beslissingen gegeven door zelf de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen.
3.2.
Betrokkene heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1.
In wezen komt appellants stelling hier op neer dat uit de onder 2.2 weergegeven overwegingen van de rechtbank noch uit hetgeen overigens in de aangevallen uitspraak is overwogen blijkt dat de rechtbank bij haar oordeel acht heeft geslagen op het verzekeringsgeneeskundig oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de informatie van de behandelend sector, welk oordeel ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit.
4.2.
In bezwaar en beroep heeft betrokkene aangevoerd dat zijn behandelaar werken niet mogelijk acht tot op het moment dat de gewrichtsontstekingen rustiger zijn. Daarbij is in het bijzonder verwezen naar het effect van die aandoening op de handen. Volgens betrokkene heeft de primaire verzekeringsarts het wisselende karakter van zijn aandoeningen, waardoor hij niet kan functioneren bij exacerbaties, niet meegewogen. Appellant verzet zich tegen deze stelling onder verwijzing naar in het bijzonder het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep G.K. Hebly.
4.3.1.
In zijn rapport van 7 augustus 2012 beschrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische bevindingen waartoe hij bij zijn eigen onderzoek is gekomen. Betrokkene heeft een atletische bouw en, mede door bruining en spieroefeningen, een zeer gezond uiterlijk. Daarbij valt het effect van veelvuldig gebruik van prednison op. Opvallend is voorts de stijfheid in de kaken, die de spraak en de mimiek beïnvloedt. Bij het lopen trekt betrokkene de schouder rechts omhoog en ontlast hij het rechterbeen. Dit zou hij doen om de heup vooral te ontlasten. De pijnlocalisatie is diffuus. Palpatie van botten of spieren, noch manipulatie van gewrichten levert duidelijke afwijkingen op, met een uitzondering voor lichte zwelling van dig II en III van de rechterhand. Deze zijn warm in PIP, maar actief goed te buigen. Betrokkene strikt de schoenveters normaal en kan ook zijn sokken op volledig normale wijze aantrekken. De diagnose luidt reumatoïde artritis, thans actief en manifest in vooral vingers rechts, voeten (licht) en rechterheup en M. Castleman (benigne lymfeklierziekte). De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat de schatting hoe dan ook lastig is.
4.3.2.
Hoe serieus men de schatting van de reumatoloog ook neemt, deze houdt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in dat betrokkene al zijn gewrichten en ledematen stil moet houden. De bij betrokkene bestaande aandoeningen dwingen geen passiviteit af. Er moet wel een gedoseerd gebruik van alle gewrichten en spieren worden gemaakt. Dit komt in feite tot uitdrukking in het in het CBBS gehanteerde stelsel van normaalwaarden. De feiten laten zien dat betrokkene lijf en leden volledig oefent en zich geen algemene, voor ieder moment geldende restricties voorneemt. Het is de dag die bepaalt hoe het gaat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van oordeel dat aan het wisselend karakter van de reumatische artritis voldoende tegemoet is gekomen door in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van
16 september 2011 een urenbeperking van 20 uren per week op te nemen. In die FML heeft de primaire verzekeringsarts volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter onvoldoende aandacht gehad voor de handfunctie, omdat het relatief vaak de hand is die opspeelt en zeker de laatste maanden. Als nu het lang lopen (heup, knie en voeten) en de handen standaard enigszins buiten schot blijven in een arbeidssituatie, is de continuïteit van een halve dag bereikbaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot de slotsom dat de primaire verzekeringsarts met het opnemen van de vermelde urenbeperking tegemoet is gekomen aan het medisch mogelijke en onmogelijke, ook al wisselt de inzet van betrokkene van dag tot dag in de thuissituatie sterker. Om de continuïteit van betrokkenes inzet in het arbeidsproces verder te borgen is de FML door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangescherpt met betrekking tot het gebruik van de handen en het op het aspect van het (trap)lopen.
4.4.
De in 4.3 weergegeven afweging die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemaakt is inzichtelijk en overtuigend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij zijn beoordeling van betrokkenes functionele mogelijkheden, alvorens tot zijn conclusie te komen, het aspect van het wisselend verloop van de reumatoïde artritis meegewogen, zoals dat door de behandelend artsen van appellant is benadrukt en de FML dientengevolge aangescherpt om tegemoet te komen aan de manifeste nadelen van betrokkenes aandoening aan de handen. Gezien deze inzichtelijke en evenwichtige motivering van het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan niet worden gezegd dat het bestreden besluit berust op een ontoereikende verzekeringsgeneeskundige grondslag.
4.5.
Uitgaande van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgestelde FML van
7 augustus 2012 heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep functies geselecteerd die betrokkene kan vervullen met zijn beperkingen voor het verrichten van arbeid. De bij deze functies voorkomende signaleringen zijn naar behoren toegelicht door die arbeidsdeskundige. Het verlies aan verdienvermogen is 73,31%, wat leidt tot de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.
4.6.
Gelet op hetgeen onder 4.3 tot en met 4.5 is overwogen, slaagt het hoger beroep. Appellants beroepsgrond met betrekking tot de door de rechtbank gegeven processuele beslissingen behoeft niet te worden beoordeeld. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Het beroep tegen het bestreden besluit zal ongegrond worden verklaard.
5. Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 28 augustus 2012 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2014.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) V. van Rij

QH