ECLI:NL:CRVB:2014:377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten voor wettelijke eigen bijdrage thuiszorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 14 april 2011 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de wettelijke eigen bijdrage voor thuiszorg op basis van de Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant niet de noodzakelijke informatie had verstrekt die nodig was voor de beoordeling van zijn aanvraag. De appellant was verzocht om een kopie van de beschikking van het CIZ/CAK, waaruit zou blijken dat hij voor het jaar 2011 de wettelijke eigen bijdrage voor thuiszorg moest voldoen, maar deze informatie heeft hij niet overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat het college op de hoogte was van zijn medische problematiek en dat op basis daarvan een aanvullende tegemoetkoming had moeten worden toegekend. De Raad heeft echter geoordeeld dat, hoewel het college bekend was met de medische situatie van de appellant, het college niet kon vaststellen of de kosten waarvoor de appellant een tegemoetkoming had aangevraagd, daadwerkelijk waren gemaakt. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor 2011 de wettelijke eigen bijdrage voor thuiszorg heeft moeten voldoen.
Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.