In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren om de bijstandsaanvraag van betrokkene buiten behandeling te stellen. Betrokkene had zich op 21 februari 2012 gemeld bij het UWV Werkbedrijf voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd op 4 april 2012 buiten behandeling gesteld omdat betrokkene niet tijdig de gevraagde gegevens had verstrekt. Betrokkene heeft vervolgens opnieuw een aanvraag ingediend, maar ook deze werd op 13 juni 2012 buiten behandeling gesteld. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het dagelijks bestuur de aanvragen ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten, wat leidde tot het hoger beroep van beide partijen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 september 2014 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur niet voldoende inzichtelijk had gemaakt welke gegevens ontbraken voor de beoordeling van de aanvraag. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het dagelijks bestuur in de proceskosten van betrokkene moest worden veroordeeld. De Raad benadrukte dat de aanvraag niet buiten behandeling had mogen worden gesteld, omdat de benodigde gegevens niet concreet waren vermeld in de communicatie naar betrokkene. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bestuursorganen om duidelijk te zijn in hun verzoeken om aanvullende informatie.