ECLI:NL:CRVB:2014:3788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante door het Uwv. Bij besluit van 1 juni 2011 heeft het Uwv de uitkering van appellante, die voorheen was vastgesteld op 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid, herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% met ingang van 14 februari 2011. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar bij besluit van 2 december 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen een later besluit van 13 november 2012 ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak in hoger beroep behandeld. Appellante heeft aangevoerd dat het Uwv haar beperkingen niet goed heeft vastgesteld, met name op het gebied van geheugen en handelingstempo. Ze heeft verwezen naar rapporten van haar behandelend psychologen die haar cognitieve beperkingen onderbouwen. Het Uwv heeft echter gesteld dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat is aangepast en dat de geselecteerde functies voor appellante passend zijn.
De Raad heeft de beroepsgronden van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht de beroepsgronden heeft verworpen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de FML een juist beeld geeft van de psychische beperkingen van appellante en dat de geselecteerde functies in overeenstemming zijn met haar mogelijkheden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij is geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt.