ECLI:NL:CRVB:2014:3823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen op basis van een inschatting van minder dan 35% arbeidsongeschiktheid. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Rhodes, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar medische klachten onvoldoende zijn gewaardeerd door het Uwv. Het Uwv heeft in een verweerschrift verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Raad heeft de argumenten van appellante en het Uwv zorgvuldig gewogen. In de beoordeling is gekeken naar het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat heeft plaatsgevonden, waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische gegevens van appellante heeft betrokken, waaronder rapporten van haar huisarts en specialisten. De Raad concludeert dat er geen reden is om de resultaten van dit onderzoek in twijfel te trekken. De verzekeringsarts heeft voldoende rekening gehouden met de psychische en diabetesgerelateerde beperkingen van appellante, en de door hem opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is als adequaat beoordeeld.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in zowel de eerste als de tweede instantie geen objectieve medische stukken heeft overgelegd die haar stelling ondersteunen dat zij op de datum in geding meer beperkt was dan in de FML is weergegeven. De arbeidsdeskundige heeft bovendien toegelicht dat, ondanks wijzigingen in de FML, er voldoende functies overbleven die voor appellante passend waren. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank dan ook bevestigd en geoordeeld dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit juist is. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.