ECLI:NL:CRVB:2014:383

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
12-4187 WIJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergoeding kosten omscholing voor kapster met ziekte van Crohn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Groningen. De appellante, geboren in 1987, heeft een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van een omscholing tot stewardess, omdat zij door haar ziekte, de ziekte van Crohn, niet meer als kapster kan werken. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Menterwolde, omdat het college van mening was dat de functie van kapster passend is en dat appellante ook zonder omscholing bemiddelbaar is voor andere reguliere functies.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 25 mei 2011 een werkleeraanbod heeft gekregen en dat zij op 12 september 2011 heeft aangegeven zich te willen omscholen. De casemanager heeft advies ingewonnen bij arbeidsmedisch adviseurs, die concludeerden dat de functie van stewardess niet passend is voor appellante, gezien de stressvolle omstandigheden en de onregelmatige werktijden. De casemanager heeft vastgesteld dat appellante met haar beperkingen nog steeds kan werken in functies zoals receptioniste of kantoorassistente.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante al een startkwalificatie had en dat er voldoende andere werkmogelijkheden voor haar beschikbaar zijn, ondanks haar medische beperkingen. De Raad concludeerde dat het college niet verplicht was om de kosten van de gevraagde opleiding te vergoeden, en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.

Uitspraak

12/4187 WIJ
Datum uitspraak: 11 februari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 26 juni 2012, 12/301 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Menterwolde (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.T. Dieters, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2013. Namens appellante is mr. Dieters verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door H.P.H. van Dijk.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren [in] 1987, is als kapster werkzaam geweest. Zij heeft zich op 25 mei 2011 gemeld voor het indienen van een aanvraag om een werkleeraanbod ingevolge de Wet investeren in jongeren (WIJ). Bij besluit van 3 augustus 2011 heeft het college met ingang van 25 mei 2011 een werkleeraanbod toegekend bij de Heemtuin, waar zij een
Work-Firsttraject kan gaan volgen. Voorts is aan haar met ingang van 25 mei 2011 een inkomensvoorziening op grond van de WIJ toegekend.
1.2.
Op 12 september 2011 heeft appellante een gesprek gevoerd met haar casemanager werk van de Afdeling Sociale Zaken. Zij wil zich laten omscholen omdat zij het beroep van kapster vanwege de ziekte van Crohn, een chronische darmaandoening, niet meer kan uitoefenen. Het vele staan in dat werk is volgens haar te belastend. Daarnaast moet zij regelmatig naar het toilet, wat lastig is als zij met een klant bezig is. Appellante heeft als haar wens opgegeven een opleiding tot stewardess te volgen aan het “Vliegende Start College” in Tiel. De duur van deze MBO-opleiding is vier maanden en kost in totaal ongeveer € 3.000,-. Dit is exclusief de reiskosten naar Tiel, gedurende één dag per week. Appellante wil graag de kosten van deze opleiding vergoed krijgen en tijdens de duur van de opleiding in aanmerking komen voor een inkomensvoorziening op grond van de WIJ.
1.3.
De casemanager heeft telefonisch advies ingewonnen bij Ausems en Kerkvliet, arbeidsmedisch adviseurs. Hieruit is naar voren gekomen dat een baan als stewardess nog minder passend wordt geacht dan die van kapster. Bij de ziekte van Crohn moet stress zoveel mogelijk worden vermeden. Met name de incheckprocedure van reizigers aan de balies op het vliegveld is vaak stressvol en dit is een taak van de stewardess. Rust en regelmaat is tevens belangrijk. Het werk als stewardess is onregelmatig. Zij verblijft vaak in het buitenland waar groter infectiegevaar is dan in Nederland. Het buitenlandse eten heeft ook zijn weerslag op het lichaam en vormt een grotere bedreiging voor een patiënt die de ziekte van Crohn heeft. Het werk van schoonheidsspecialiste of kapster is voor haar passend mits met haar ziekte rekening wordt gehouden. In dat geval zou een toilet in de buurt moeten zijn en de mogelijkheid om staan, zitten en lopen te kunnen afwisselen.
1.4.
De casemanager heeft geconcludeerd dat omscholing tot stewardess voor appellante niet noodzakelijk is om meer kansen op werk te hebben. Geen aanleiding bestaat een uitgebreid onderzoek in te stellen naar de noodzaak tot omscholing. Appellante heeft een startkwalificatie en is, ondanks haar ziekte, in staat om te werken. Bij besluit van 3 oktober 2011 heeft het college de aanvraag voor omscholing afgewezen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, waarbij zij heeft aangevoerd dat het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd omdat geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Zij heeft bestreden dat het werk als stewardess voor haar niet geschikt zou zijn.
1.5.
Het college heeft aanleiding gezien om alsnog een medisch en arbeidskundig onderzoek te laten verrichten. Het onderzoek is uitgevoerd door de bedrijfsarts M.J. Mobach en registerarbeidsdeskundige A. Elsinga, beiden verbonden aan Ausems en Kerkvliet. Van het onderzoek is verslag uitgebracht bij rapport van 11 december 2011. De bedrijfsarts heeft een functionele mogelijkhedenlijst opgesteld waarin is opgenomen dat een gemakkelijk bereikbaar toilet nabij de werkplek aanwezig moet zijn en dat werk met sterk wisselende werktijden wordt afgeraden. Voorts zijn enkele beperkingen vermeld ten aanzien van duwen of trekken, tillen of dragen en het hanteren van zware lasten. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat appellante met deze beperkingen nog in staat is te werken als bijvoorbeeld receptioniste, kantoorassistente, kapster, visagiste en caissière supermarkt. De functie van stewardess heeft niet de voorkeur gezien de onregelmatige werktijden.
1.6.
Bij besluit van 23 februari 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 3 oktober 2011 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college zich op het standpunt gesteld dat een functie als kapster passend is te achten en dat appellante ook zonder omscholing bemiddelbaar is voor andere reguliere functies.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het medisch en arbeidskundig advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en uitvoerig is gemotiveerd. Het college was dan ook gerechtigd om zijn oordeel te baseren op dit advies. Uiteraard staat het appellante vrij om voor een ander beroep dan kapster te kiezen, maar dat doet niet af aan het feit dat appellante reeds beschikt over een startkwalificatie. Onder die omstandigheden is het college, nog afgezien van de vraag of de functie als stewardess passend zou zijn, niet gehouden om de kosten van de door appellante gevraagde opleiding te vergoeden.
3.
Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft daarbij aangevoerd dat is miskend dat het college haar juist omdat zij niet meer in staat is om arbeid als kapster te verrichten naar andere passende werkzaamheden heeft begeleid, namelijk op de afdeling sociale zaken. Ook heeft zij benadrukt dat het werk als kapster met name niet passend is vanwege de eis dat op loopafstand een toilet beschikbaar moet zijn. Ter zitting van de Raad is opgemerkt dat appellante inmiddels haar opleiding tot stewardess succesvol heeft afgerond. Alleen vanwege de huidige moeilijke situatie op de arbeidsmarkt heeft zij nog geen baan als stewardess gevonden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij verwijst naar de aangevallen uitspraak voor de van belang zijnde wettelijke bepalingen.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellante ten tijde van haar aanvraag al een startkwalificatie had. Gezien haar opleiding, ervaring en persoonlijke vaardigheden was omscholing tot stewardess niet noodzakelijk om haar kansen op werk te vergroten. Uit het medisch en arbeidskundig onderzoek is naar voren gekomen dat diverse functies, ondanks haar medische beperkingen, voor haar geschikt zijn. Ook als de functie van kapster voor haar niet geschikt zou zijn, zijn er voor appellante voldoende mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Onder die omstandigheden was het college niet verplicht om appellante in het kader van de toepassing van de WIJ de opleiding tot stewardess te laten volgen. De vraag of de functie van stewardess al dan niet in overeenstemming is met de belastbaarheid van appellante is in dit kader niet van belang.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2014.
(getekend) J.C.F. Talman
(getekend) P.J.M. Crombach

HD