Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellante, afkomstig uit Burundi, had een aanvraag voor kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ingediend, welke was afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op grond van het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning. De Svb handhaafde deze afwijzing in een beslissing op bezwaar, waarbij verwezen werd naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging. In hoger beroep werd door de gemachtigde van appellante aangevoerd dat er een klacht was ingediend bij het VN-Mensenrechtencomité, met het verzoek om de zaak aan te houden totdat hierover een beslissing was genomen. De Raad oordeelde echter dat het niet ondenkbeeldig was dat het VN-Mensenrechtencomité lange tijd nodig zou hebben voor een uitspraak, en dat dit niet voldoende reden was om de procedure aan te houden.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat appellante geen recht op kinderbijslag kon ontlenen aan het nationale recht en dat er geen internationale gronden waren aangevoerd die haar uitsluiting van de verzekering voor de AKW konden rechtvaardigen. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en oordeelde dat er geen schrijnende omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan de proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd openbaar gemaakt op 21 november 2014, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.