ECLI:NL:CRVB:2014:4059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. Appellante had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit was gebaseerd op een medisch onderzoek dat door het Uwv was uitgevoerd. Appellante, die eerder als productiemedewerker had gewerkt, was ziek geworden door lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv had op 20 mei 2011 besloten dat appellante met ingang van 21 juni 2011 geen recht had op een WIA-uitkering, wat door de rechtbank in een eerdere uitspraak werd onderschreven.
In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden en voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat. De Raad overwoog dat de rechtbank de medische beoordeling door het Uwv terecht had onderschreven. De verzekeringsartsen hadden appellante gezien en relevante medische informatie meegewogen. De Raad vond geen aanknopingspunten om te concluderen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was geweest of dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellante hadden onderschat.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek door een deskundige. De arbeidsdeskundige had overtuigend aangetoond dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.