ECLI:NL:CRVB:2014:4071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
Appellante, die voorheen als assistent-beheerder werkte, was uitgevallen door psychische klachten. Het Uwv had in eerdere besluiten geconcludeerd dat appellante, ondanks haar klachten, geschikt was voor gangbare arbeid. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er voldoende rekening was gehouden met de medische informatie van haar behandelaars.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar klachten niet goed waren meegenomen in de beoordeling van haar belastbaarheid. De Raad oordeelde echter dat de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen juist waren en dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het bestreden besluit van het Uwv op een zorgvuldige medische grondslag was gebaseerd en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 december 2014.