ECLI:NL:CRVB:2014:4088

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
13-4245 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van bijstand wegens niet ingeleverde gegevens en niet verschijnen op gesprek

In deze zaak gaat het om de opschorting van de bijstand van appellante, die vanaf 18 juli 2012 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft appellante op 4 december 2012 uitgenodigd voor een gesprek in het kader van een heronderzoek naar de rechtmatigheid van haar bijstand. Appellante is echter niet verschenen en heeft ook geen van de gevraagde gegevens ingeleverd. Dit leidde tot de opschorting van haar bijstand per 4 december 2012, zoals vastgelegd in een besluit van 13 december 2012. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 5 februari 2013.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de opschorting van haar bijstand onterecht is, omdat zij door ziekte niet in staat was om op het gesprek te verschijnen of te reageren op de oproep. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 oktober 2014, maar beide partijen zijn niet verschenen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging voor het gesprek en dat de gevraagde gegevens noodzakelijk waren voor de beoordeling van haar recht op bijstand. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat haar van het verzuim geen verwijt kan worden gemaakt. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand op te schorten en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/4245 WWB
Datum uitspraak: 9 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 juni 2013, 13/661 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.T.W. van Dijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 7 oktober 2014. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving vanaf 18 juli 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Bij brief van 23 november 2012 heeft het college appellante uitgenodigd voor een gesprek op 4 december 2012 bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI) in verband met een heronderzoek naar de rechtmatigheid van haar bijstand. Daarbij is aan haar te kennen gegeven dat besproken zal worden waar appellante op dat moment verblijft, wat zij heeft gedaan om woonruimte te vinden en wat de mogelijkheden zijn op het gebied van arbeidsintegratie. Ook heeft het college appellante verzocht de bij deze brief gevraagde gegevens en het bijgevoegde heronderzoeksformulier, volledig ingevuld en ondertekend, mee te nemen. Appellante is zonder tegenbericht niet op deze afspraak verschenen.
1.3.
Bij besluit van 13 december 2012 heeft het college het recht op bijstand van appellante met ingang van 4 december 2012 met toepassing van artikel 54, eerste lid, van de WWB opgeschort op de grond dat appellante die dag niet op het gesprek is verschenen en de gevraagde gegevens niet heeft ingeleverd. Het college heeft appellante daarbij tevens uitgenodigd voor een gesprek op 27 december 2012 en te kennen gegeven dat haar daarbij een laatste mogelijkheid wordt geboden om het volledig ingevulde heronderzoeksformulier en de verlangde gegevens over te leggen.
1.4.
Bij besluit van 27 december 2012 heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 4 december 2012 met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB ingetrokken op de grond dat appellante ook op een tweede oproep voor een gesprek op die dag niet heeft gereageerd, waardoor het recht op bijstand niet (langer) is vast te stellen. Op 27 december 2012 is appellante tevens schriftelijk meegedeeld dat het aan haar toegekende postadres vanaf die datum niet langer aan haar ter beschikking wordt gesteld.
1.5.
Bij besluit van 5 februari 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 13 december 2012 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellante is het recht op bijstand ten onrechte opgeschort. Daartoe heeft appellante aangevoerd dat zij vanwege een zware longontsteking niet op het gesprek heeft kunnen verschijnen en ook niet heeft kunnen reageren op de oproep, omdat zij gedurende haar ziekteperiode bij haar ouders buiten Amsterdam verbleef en niet in staat was haar post op te (laten) halen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In dit geschil ligt uitsluitend ter beoordeling voor of de opschorting van de bijstand ingaande 4 december 2012 op grond van artikel 54, eerste lid, van de WWB in rechte stand kan houden.
4.2.
Ingevolge artikel 54, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB kan het college het recht op bijstand opschorten indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, of indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent. Ingevolge artikel 54, tweede lid, van de WWB doet het college mededeling van de opschorting aan belanghebbende en nodigt hem uit binnen de door hem te stellen termijn het verzuim te herstellen.
4.3.
Vaststaat dat appellante geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging om in het kader van een heronderzoek op 4 december 2012 te verschijnen. De daarbij gevraagde gegevens zijn noodzakelijk voor de beoordeling van haar recht op bijstand. Ook deze gegevens heeft appellante niet overgelegd.
4.4.
Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar van dit verzuim geen verwijt kan worden gemaakt. In het bijzonder heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat ziekte haar heeft verhinderd om de brieven op haar postadres af te halen. Uit de gedingstukken blijkt dat zij op 28 september 2012 telefonisch aan de DWI heeft laten weten op dat moment wegens ziekte haar post niet te kunnen ophalen, maar dat zij verwachtte de week daarop daartoe wel weer in staat te zijn. Ook blijkt dat zij op enig moment daarna inderdaad haar post weer heeft opgehaald, voor het laatst in ieder geval op 9 november 2012. Mocht appellante nadien wederom niet in staat zijn geweest haar post op te halen dan had het op haar weg gelegen een derde in te schakelen voor de verzorging van haar post en de behartiging van haar belangen. Dat appellante daartoe ten tijde hier van belang niet in staat was, heeft zij niet met medische stukken onderbouwd. In dat verband is het overleggen van alleen een medisch recept ontoereikend, nog daargelaten dat het door appellante overgelegde recept dateert van na de datum van opschorting van het recht op bijstand.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat met ingang van 4 december 2012 aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, eerste lid, van de WWB is voldaan, zodat het college bevoegd was het recht op bijstand van appellante met ingang van die datum op te schorten. De Raad ziet in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
4.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van C. Moustaïne als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2014.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) C. Moustaïne

HD