ECLI:NL:CRVB:2014:4157
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning vergoeding voor het onderhouden van sociale contacten en afwijzing aanvraag extra vakantie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2014 uitspraak gedaan in het beroep van appellant tegen het besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Appellant, erkend als burger-oorlogsslachtoffer, verzocht om vergoeding van extra vakantie en een voorziening voor vervoer voor het onderhouden van sociale contacten. De aanvraag voor extra vakantie werd afgewezen, terwijl de vergoeding voor vervoer met ingang van 1 augustus 2012 werd toegekend. Appellant stelde dat hij door psychische klachten niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen en dat de vergoeding voor het onderhouden van sociale contacten met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2003 verstrekt had moeten worden. De Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die het besluit van verweerder onredelijk maakten. De Raad volgde het standpunt van verweerder dat appellant niet in redelijkheid had kunnen besluiten om geen gebruik te maken van de hem toekomende bevoegdheid. De Raad concludeerde dat de medische adviezen voldoende zorgvuldig waren voorbereid en dat er geen medische noodzaak was voor de extra vakantie. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.