ECLI:NL:CRVB:2014:4177

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
13-3904 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van AOW-pensioen en de beoordeling van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de herziening van het AOW-pensioen van appellante, die in 1945 is geboren en sinds 15 augustus 1997 gehuwd was met [getuige]. Appellante had in 2010 aangegeven duurzaam gescheiden te leven van haar echtgenoot, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft haar AOW-pensioen met terugwerkende kracht herzien naar dat van een gehuwde, omdat zij een gezamenlijke huishouding zou voeren met [getuige]. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze herziening ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante en [getuige] ten tijde van de herziening gehuwd waren en dat de status van gehuwd zijn leidend is, tenzij er ondubbelzinnig bewijs is van duurzaam gescheiden leven. De Raad heeft de onderzoeksbevindingen van de Svb gevolgd, die concludeerden dat appellante en [getuige] in de relevante periode niet duurzaam gescheiden leefden. Dit werd onderbouwd door verklaringen van appellante zelf, die tijdens een huisbezoek had aangegeven dat zij en [getuige] sinds de scheiding van tafel en bed niet uit elkaar waren geweest.

De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen, waaronder haar stelling dat [getuige] slechts tijdelijk bij haar verbleef. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Svb het AOW-pensioen op goede gronden heeft herzien. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan bij de Hoge Raad.

Uitspraak

13/3904 AOW
Datum uitspraak: 9 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
11 juni 2013, 12/6431 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. van Delft, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Delft. Als getuige was aanwezig [naam getuige]. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren [in] 1945, is op 15 augustus 1997 gehuwd met [naam getuige] ([getuige]) van wie zij bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2010 is gescheiden van tafel en bed. Deze beschikking is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister op 29 januari 2010. Op 26 augustus 2013 is de echtscheiding van appellante en [getuige] uitgesproken.
1.2.
Appellante heeft hangende haar aanvraag om een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) op een wijzigingsformulier aangegeven dat zij sedert 21 februari 2010 duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot. Bij besluit van 4 maart 2010 heeft de Svb aan appellante ingaande april 2010 een AOW-pensioen toegekend naar de norm voor een ongehuwde of een gehuwde die duurzaam gescheiden leeft.
1.3.
Bij besluit van 24 oktober 2012 heeft de Svb het AOW-pensioen van appellante met terugwerkende kracht tot april 2010 herzien in een ouderdomspensioen voor een gehuwde, omdat is vastgesteld dat appellante een gezamenlijke huishouding voert met [getuige]. Deze vaststelling is gebaseerd op een onderzoek dat is ingesteld naar de woon- en leefsituatie van appellante en [getuige] waarvan de bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 17 juli 2012 van twee rapporteurs van de afdeling Bijzonder Onderzoek Zuidoost van de Svb. In een begeleidende brief van eveneens 24 oktober 2012 heeft de Svb aangekondigd dat de Svb van plan is het te veel betaalde bedrag aan ouderdomspensioen tot een bedrag van € 9.017,31 van appellante terug te vorderen en haar een boete van € 820,- op te leggen.
1.4.
Bij besluit van 12 december 2012 (bestreden besluit) heeft de Svb, voor zover hier van belang, het bezwaar tegen het besluit van 24 oktober 2012 ter zake van de herziening van het AOW-pensioen, ongegrond verklaard onder wijziging van de motivering. De Raad vat dit besluit aldus op dat de Svb daarbij het standpunt heeft ingenomen dat in de situatie van appellante vanaf 1 april 2010 geen sprake was van duurzaam gescheiden leven van [getuige].
1.5.
Bij besluit van 23 juli 2013 heeft de Svb aan appellante vanaf 1 juli 2012 een AOW-pensioen toegekend voor een ongehuwde.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat van duurzaam gescheiden leven in de situatie van appellante en haar echtgenoot geenszins is gebleken.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 1 april 2010 tot 1 juli 2012 (datum herziening
AOW-pensioen in een ouderdomspensioen voor een ongehuwde).
4.2.
Vaststaat dat appellante en [getuige] ten tijde hier van belang gehuwd waren. Bij gehuwden is de status van gehuwd zijn leidend, tenzij het tegendeel ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt. Dit betekent dat de rechtbank evenals de Svb bij het bestreden besluit, met in achtneming van het feit dat appellante en [getuige] van tafel en bed gescheiden zijn, door toetsing aan het criterium of appellante in de te beoordelen periode duurzaam gescheiden leefde van [getuige] een juiste maatstaf heeft aangelegd.
4.3.
Ingevolge artikel 1, derde lid, onder b, van de AOW wordt als ongehuwde mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij is gehuwd. Naar vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 30 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO6538) is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten eerst sprake indien het een door beiden of één van hen gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden van het geval.
4.4.
De Raad volgt het oordeel van de rechtbank dat op grond van de onderzoeksbevindingen van de Svb in de hier van belang zijnde periode geen sprake is geweest van een situatie van duurzaam gescheiden leven als hiervoor bedoeld en onderschrijft de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid. Daarbij is met name van belang de verklaring van appellante, afgelegd tijdens het huisbezoek van 3 juli 2012 en neergelegd in het handhavingsrapport van
17 juli 2012, dat zij en [getuige] sinds de scheiding van tafel en bed eigenlijk niet uit elkaar zijn geweest en de als bijlage bij dit rapport gevoegde en door appellante op 3 juli 2012 ondertekende verklaring dat zij feitelijk slechts twee keer twee maanden alleen heeft gewoond en de overige tijd steeds heeft samengewoond met [getuige] in Spanje en/of Nederland.
4.5.
Naar vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 26 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:BV2512) mag, ook indien later op een afgelegde verklaring wordt teruggekomen, in het algemeen worden uitgegaan van de juistheid van een tegenover een sociaal rechercheur of handhavingsspecialist zonder voorbehoud afgelegde en ondertekende verklaring en heeft een latere intrekking of ontkenning van die verklaring weinig betekenis. Er bestaat geen aanleiding hiervan in dit geval af te wijken. De rapporteur heeft op
17 juli 2012 nog gereageerd op de brief van appellante en [getuige] van 12 juli 2012 en te kennen gegeven dat het rapport een correcte weergave geeft van de afgelegde verklaring.
Niet gebleken is dat appellante haar verklaring niet in vrijheid dan wel onder onaanvaardbare druk heeft afgelegd. Dat appellante het bezoek als intimiderend heeft ervaren, leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Daarbij is van belang dat uit de rapportage blijkt dat aan appellante is voorgesteld om eventueel de volgende dag terug te komen, maar dat appellante zelf de zaak op dat moment wilde afhandelen.
4.6.
Hoewel appellante en [getuige] kort na het huisbezoek in reactie op de verklaring van appellante bij brief van 12 juli 2012 een beschrijving hebben gegeven van de situatie zoals die naar hun mening was, doet dit geen afbreuk aan de verklaring van appellante, aangezien deze beschrijving veeleer een nadere nuancering van de feitelijke situatie bevat dan een terugkomen op die verklaring. Uit die beschrijving valt af te leiden dat appellante en [getuige] in de periode in geding tenminste twaalf maanden hebben samengeleefd, afwisselend in Spanje in de woning van [getuige] dan wel in Nederland in de woning van appellante. Met dit gegeven wordt de verklaring van appellante zodanig ondersteund dat reeds op die grond de conclusie gerechtvaardigd is dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Dat appellante volgens de getuige ter zitting al vanaf 2009 steeds de wens heeft gehad dat zij en [getuige] uit elkaar zouden gaan, leidt niet tot een ander oordeel omdat daarvan feitelijk geen sprake is geweest.
4.7.
Ook het betoog tijdens het getuigenverhoor dat [getuige] ten tijde in geding niet bij appellante heeft gewoond maar slechts bij haar verbleef om haar te helpen met het opknappen en inrichten van haar woning alsook om zijn familie in Nederland te bezoeken treft geen doel. De motieven voor het verblijf bij appellante zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van duurzaam gescheiden leven immers niet relevant.
4.8.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Svb het aan appellante toegekende ouderdomspensioen voor een ongehuwde met ingang van april 2010 op goede gronden heeft herzien in een ouderdomspensioen voor een gehuwde.
4.9.
Uit 4.1 tot en met 4.8 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van C. Moustaïne als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2014.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) C. Moustaïne
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip duurzaam gescheiden leven.

HD