ECLI:NL:CRVB:2014:4177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-pensioen en de beoordeling van duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de herziening van het AOW-pensioen van appellante, die in 1945 is geboren en sinds 15 augustus 1997 gehuwd was met [getuige]. Appellante had in 2010 aangegeven duurzaam gescheiden te leven van haar echtgenoot, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft haar AOW-pensioen met terugwerkende kracht herzien naar dat van een gehuwde, omdat zij een gezamenlijke huishouding zou voeren met [getuige]. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze herziening ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante en [getuige] ten tijde van de herziening gehuwd waren en dat de status van gehuwd zijn leidend is, tenzij er ondubbelzinnig bewijs is van duurzaam gescheiden leven. De Raad heeft de onderzoeksbevindingen van de Svb gevolgd, die concludeerden dat appellante en [getuige] in de relevante periode niet duurzaam gescheiden leefden. Dit werd onderbouwd door verklaringen van appellante zelf, die tijdens een huisbezoek had aangegeven dat zij en [getuige] sinds de scheiding van tafel en bed niet uit elkaar waren geweest.
De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen, waaronder haar stelling dat [getuige] slechts tijdelijk bij haar verbleef. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Svb het AOW-pensioen op goede gronden heeft herzien. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan bij de Hoge Raad.