ECLI:NL:CRVB:2014:4196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen ongegrond heeft verklaard. Appellante, die zich op 18 januari 2010 ziek meldde vanwege klachten in haar linkerschouder en -arm, ontving eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv concludeerde op basis van een medisch onderzoek dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellante voerde aan dat haar psychische klachten niet adequaat waren beoordeeld en dat zij meer beperkingen had dan het Uwv aannam.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 juni 2012 correct was. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren en voegde nieuwe medische informatie toe, waaronder rapporten van haar psychiater en huisarts. Het Uwv verweerde zich door te stellen dat de eerdere beoordelingen voldoende waren en dat er geen aanleiding was voor een nieuw medisch onderzoek.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was en dat de aan appellante voorgehouden functies medisch passend waren. De Raad concludeerde dat appellante geen objectieve medische gegevens had ingebracht die de eerdere conclusies in twijfel trokken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.