ECLI:NL:CRVB:2014:4196

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
13-1557 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen ongegrond heeft verklaard. Appellante, die zich op 18 januari 2010 ziek meldde vanwege klachten in haar linkerschouder en -arm, ontving eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv concludeerde op basis van een medisch onderzoek dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellante voerde aan dat haar psychische klachten niet adequaat waren beoordeeld en dat zij meer beperkingen had dan het Uwv aannam.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 juni 2012 correct was. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren en voegde nieuwe medische informatie toe, waaronder rapporten van haar psychiater en huisarts. Het Uwv verweerde zich door te stellen dat de eerdere beoordelingen voldoende waren en dat er geen aanleiding was voor een nieuw medisch onderzoek.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was en dat de aan appellante voorgehouden functies medisch passend waren. De Raad concludeerde dat appellante geen objectieve medische gegevens had ingebracht die de eerdere conclusies in twijfel trokken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

13/1557 WIA
Datum uitspraak: 12 december 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van
30 januari 2013, 12/742 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I. Mercanoğlu hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Mercanoğlu. Het Uwv heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was laatstelijk werkzaam als productiemedewerkster. Vanuit de situatie dat zij een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontving, heeft zij zich op 18 januari 2010 ziek gemeld wegens klachten in haar linkerschouder en -arm.
1.2.
Bij besluit van 6 december 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante met ingang van 16 januari 2012 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt en daarbij gewezen op haar psychische klachten. Het bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 20 juni 2012 (bestreden besluit), onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 juni 2012, aangevuld op 19 juni 2012, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft de medische beoordeling van appellante zorgvuldig geacht en daarbij meegewogen dat het Uwv informatie heeft ingewonnen bij de medische behandelaars van appellante. Uitgaande van een zorgvuldig medisch onderzoek ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 juni 2012 neergelegde beperkingen. Over de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht passend zijn voor appellante.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante herhaald - kort samengevat - dat geen sprake is geweest van een zorgvuldig en deugdelijk medisch onderzoek. Appellante is van mening dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Appellante betoogt dat zij depressieve klachten heeft en in dat kader heeft zij gewezen op de in hoger beroep ingebrachte informatie van psychiater. M.A. Bozdag van 17 oktober 2014. Appellante is op 26 november 2012 na een suïcide poging twee maanden opgenomen geweest. Zij volgt nu vier dagen per week dagbehandeling. Verder heeft appellante gewezen op de in hoger beroep overlegde informatie van de huisarts van 20 oktober 2014. Ten slotte is appellante van mening dat het Uwv ten onrechte geen urenrestrictie heeft aangenomen.
3.2.
Het Uwv heeft onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 oktober 2014 en 21 oktober 2014 verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt. Uit haar rapport van 16 november 2011 blijkt dat de verzekeringsarts het dossier heeft bestudeerd, dat appellante is onderzocht en dat deze arts bij haar beoordeling de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende artsen van appellante heeft betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante gesproken op de hoorzitting, dossieronderzoek verricht en bij de behandelend psychiater F. Kaya informatie gevraagd en bij brief van 14 juni 2012 gekregen. Naar aanleiding van de informatie van psychiater Kaya heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 19 juni 2012 de door de primaire verzekeringsarts opgestelde FML op een aantal punten gewijzigd.
4.2.
In haar rapport van 10 oktober 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de in hoger beroep aangevoerde gronden met betrekking tot de zorgvuldigheid van het onderzoek afdoende besproken en toereikend gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is anders dan namens appellante is aangevoerd uitgegaan van de diagnostiek van psychiater Kaya. In de heroverweging in bezwaar is alle beschikbare medische informatie meegewogen. Het verrichten van een nieuw medisch onderzoek was volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de orde, omdat de verzekeringsarts een zorgvuldig onderzoek had verricht, tijdens de hoorzitting een eigen indruk is gevormd en informatie is opgevraagd bij de behandelaar.
4.3.
De Raad onderschrijft ook het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de juistheid van de uit de onderzoeken door de verzekeringsartsen getrokken conclusies en de overwegingen van de rechtbank daarover. Appellante heeft in hoger beroep evenmin als in beroep objectieve medische gegevens ingebracht die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de in de FML van 19 juni 2012 vastgelegde functionele mogelijkheden van appellante op de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 21 oktober 2014 voldoende gemotiveerd dat een duurbeperking niet aan de orde is. Voorts werpt de in hoger beroep door appellante verstrekte extra medische informatie met betrekking tot haar psychische klachten geen ander licht op de zaak. Uit deze informatie kan niet worden afgeleid dat de in aanmerking te nemen psychische beperkingen van appellante zijn onderschat, aangezien deze informatie ziet op de gezondheidssituatie van appellante op een datum ruim na de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er op gewezen dat haar uit de overgelegde medische informatie is gebleken dat de situatie van appellante in de loop der tijd verslechterd is.
4.4.
Uitgaande van de juistheid van de voor appellante vastgestelde belastbaarheid in de FML is de Raad, evenals de rechtbank, van oordeel dat de aan appellante voorgehouden functies gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, voor appellante in medisch opzicht als passend dienen te worden aangemerkt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 20 juni 2012, bij signaleringen die aangeven dat er mogelijk een overschrijding van de belastbaarheid op een onderdeel is, voldoende gemotiveerd dat de geduide functies voor appellante in medisch opzicht passend zijn.
4.5.
Uit hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2014.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) J.T.P. Pot
JvC