ECLI:NL:CRVB:2014:4198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 1 augustus 1990 als docent werkzaam was, had een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door psychische klachten, waaronder ADD en een chronische burn-out. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hadden gehouden met de ernst van zijn chronische burn-out en dat hij alleen geschikt was voor werk in een beschermde omgeving. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verzekeringsartsen de psychische beperkingen van appellant correct hadden vastgesteld en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze vaststellingen te twijfelen. De Raad benadrukte dat de beschikbare gegevens niet de conclusie rechtvaardigden dat appellant enkel geschikt was voor arbeid in WSW-verband.
De Raad bevestigde dat de functies die aan appellant waren voorgehouden, medisch gezien geschikt waren en dat de rechtbank geen aanleiding had gezien voor een psychiatrische expertise. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier J.T.P. Pot.