Uitspraak
2 mei 2013, 12/3944 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen door de verzekeringsartsen van het Uwv zijn onderschat. Hij betwistte de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en stelde dat hij niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het Uwv had verzocht om bevestiging van deze uitspraak.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was opgesteld en dat er geen inconsistenties of onzorgvuldigheden in de beoordeling waren. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts inzichtelijk had gemotiveerd welke beperkingen appellant ondervond en waarom de bezwaren van appellant niet slagen. De Raad oordeelde dat de arbeidskundige rapporten voldoende onderbouwden dat appellant de geselecteerde functies kon vervullen, ondanks zijn signaleringen op bepaalde aspecten van de FML.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.948,- bedroegen, en het Uwv werd opgedragen het griffierecht van € 160,- te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de FML in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.